HOOFDSTUK 25
Hij had het haar nooit moeten vertellen. Hij heeft een fout gemaakt. Meer dan één.
Er bungelt iets net voor mijn neus, maar mijn ogen kunnen er niet op focussen. Het is als iets wat op het puntje van je tong ligt, een nies die opkomt en vervolgens niet doorzet.
Gabi is niet de metgezel van Lowe. Ik denk terug aan onze gesprekken en probeer me te herinneren wat ik zelf al wist, wat Lowe openlijk heeft toegegeven en welke gaten ik zelf heb opgevuld. Ik voel een zeurende vonk in mijn borst: iets bruisends, niet geheel onprettig. Ik probeer het te rationaliseren en wanneer dat niet lukt, dwing ik mezelf om ergens anders aan te denken door te zeggen dat ik hier vijf minuten vandaan woon. Ik lik mijn lippen en bestudeer de bekende gebouwen van mijn oude buurt. ‘Althans, daar woonde ik.’ Ik bijt op mijn onderlip. ‘Technisch gezien woon ik er nog steeds. De Raad betaalt nu mijn huur.’
‘Wil je er even langs?’
‘Waarom?’
‘Ik wil je huis weleens zien.’
Ik snuif. ‘Nou, qua architectuur stelt het gebouw niet zoveel voor, hoor.’
‘Het gaat me niet om het gebouw, Misery.’
Het duurt meer dan tien minuten voordat we er zijn, maar Lowe volgt zonder te klagen mijn instructies op. Ik voer de code in bij de hoofdingang, maar heb geen sleutels bij me, dus zodra we voor mijn voordeur staan, pak ik er een haarspeld bij.
‘Je bent…’ Hij lacht zacht, liefhebbend, en schudt zijn hoofd.
Ik duw de deur open en trek een wenkbrauw op. ‘Wat ben ik?’
‘Geweldig.’
Mijn borstkas voelt te klein voor mijn hart.
‘Hoelang heb je hier gewoond?’ vraagt hij. Hij volgt me naar binnen en kijkt om zich heen.
Ik reken het uit. ‘Een jaartje of vier.’
Het Onderpand krijgt een klein beheerd fonds, en ik heb vrijwel al mijn geld gebruikt voor mijn neppe menselijke ID-bewijs en het schoolgeld van Serena en mij. We hadden een paar jaar weinig te makken, deelden verschillende bezemhokken en moesten continu compromissen sluiten over de inrichting. Het resultaat was een mengeling van minimalisme en kringloopspullen, waar we met evenveel liefde als afschuw op terugkeken.
Dit is echter de plek waar ik na mijn afstuderen ben gaan wonen. Ik had mijn eerste salaris ontvangen en had daardoor wat meer te besteden. Ik was blij met de schone, simpele ruimtes. De meeste meubels had ik gered van vlooienmarkten waar Serena en ik op bewolkte dagen naartoe gingen, vroeg op de ochtend, en ik was dolblij met het nette, ruime eindresultaat. Ik luisterde naar synthwave-muziek zonder dat iemand me vroeg door welk trauma ik naar ‘die shit’ luisterde, en kon zelfs mijn lavalamp vol trots tentoonstellen.
En toch… Wanneer ik naar de woonkamer kijk en probeer om deze ruimte door de ogen van Lowe te zien, voelt mijn appartement gewoon heel leeg. Kil. Als een museum.
Ik krijg buikpijn wanneer ik een poging doe om mezelf hier te zien wonen. Er zijn slechts een paar weken verstreken. Mijn smaak kan in zo’n korte tijd onmogelijk zo erg zijn veranderd, toch?
Ik kijk naar Lowe en zie dat hij de deurpost zo stevig vasthoudt dat zijn knokkels wit worden. ‘Gaat het?’
‘Het ruikt heel erg naar jou,’ zegt hij. Zijn stem klinkt gedempt en hij staart glazig voor zich uit. Hij lijkt ver weg. ‘Meer dan jouw kamer in mijn huis. Meer… lagen.’ Hij likt zijn lippen. ‘Geef me even om eraan te wennen.’
Ik vraag hem niet of hij last heeft van mijn geur, want ik weet inmiddels dat dat niet het geval is. Vroeger haatte hij mijn geur. Of toch niet? Hij ontkende het in elk geval niet, en ik dacht dat hij pas onlangs van gedachten was veranderd, maar misschien…
‘Hebben jij en Gabi een goede band?’ vraag ik. Het is niet het onderwerp waar we het over hadden, maar Lowe lijkt blij te zijn met de afleiding.
‘Ik ken haar niet zo goed.’ Hij haalt diep adem en probeert zich langzaam te herpakken. ‘Ze is een paar jaar ouder en opgegroeid in een andere roedel. Ik heb haar maar een paar keer ontmoet.’
‘Waarom is zij uitgekozen als Weerling-onderpand?’
‘Ze heeft zich aangeboden.’ Hij zet een paar stappen. Zijn vingers strijken zachtjes over de lege oppervlakken, alsof hij geurspoortjes in mijn huis wil achterlaten. Alsof hij zijn geur wil laten vervlechten met de mijne. Ik zie geen stof, wat betekent dat Owen een schoonmaker heeft ingeschakeld. Hij is een betere broer dan ik dacht. ‘Ze was een vertrouweling. Ze wilde een wapenstilstand met de Vampyren. Ik geloof dat ze familieleden is verloren tijdens de oorlog.’
‘Ah. Had je om vrijwilligers gevraagd?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Het voorstel van je vader is besproken tijdens een van onze bijeenkomsten. Ik wilde niemand vragen om zichzelf in gevaar te brengen en het was bijzonder duidelijk dat als wij geen Onderpand konden leveren, ik het huwelijk zou afblazen. Na het overleg nam Gabi me apart en vroeg ze of ik haar wilde aandragen.’
‘O.’ Ik loop het keukentje in en open de koelkast. Er ligt een vergeten bloedzak in. Zonde. ‘Ze wilde het dus zelf. Lowe?’
Hij leunt tegen de muur, al een stuk meer ontspannen. ‘Ja?’
‘Wat studeerde ik op de universiteit?’
Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Jij?’
‘Ja, ik.’
‘Hoezo?’ Hij haalt zijn schouders op wanneer ik geen antwoord geef. ‘Je hoofdvak was software-engineering en je bijvak forensische wetenschappen.’
Oké, oké.
Oké.
‘Zij is het nooit geweest.’
Hij kijkt me nietszeggend aan.
‘Gabi. Zij is niet je metgezel.’
‘Ze… Nee. Dacht je dat dan?’ Hij knippert met zijn ogen en staart me niet-begrijpend aan.
‘Gouverneur Davenport zei dat. Tijdens de ceremonie.’
Zijn ogen worden groot en ik zie dat het kwartje nu pas begint te vallen. ‘Nee. Volgens het traditionele contract tussen de Vampyren en de Weerlingen moet het Onderpand aan twee voorwaarden voldoen: het Onderpand moet gezond zijn en familie van de alfa van de roedel.’
Dat wist ik. Maar nu denk ik er voor het eerst écht over na. ‘Heb je nog levende familieleden, op Ana na?’
Hij schudt zijn hoofd.
‘Aha. En je wilde haar niet laten gaan.’
‘Geen sprake van.’
‘Dus…’
‘We hebben ze verteld dat een metgezel binnen een Weerling-roedel gelijkstaat aan een bloedverwant. De werkelijkheid is ingewikkelder, maar…’
‘De Raad trapte erin.’
Lowe knikt. ‘Ik vroeg je vader om niet kenbaar te maken dat ze mijn metgezel was, zodat Gabi niet in de nesten zou zitten als ze weer terugkwam. Ik wist niet…’ Ik zie dat hij het nu echt begrijpt. Dat ik dacht dat zij het was. Dat ik dacht dat hij mij had meegenomen om zijn metgezel te ontmoeten, terwijl we daarvoor… ‘Nee. Nee, Misery.’ Hij lijkt plaatsvervangend van streek. ‘Dat is ze niet. Het spijt me.’
‘Het geeft niet.’ Mijn aanname is niet zijn schuld en bovendien heeft het toch niets met mij te maken.
Maar toch ook wel. We kijken van een afstandje naar elkaar. Een vraag borrelt naar boven in mijn buik, en een antwoord suddert diep in hem: een weifelende zekerheid die de lucht tussen ons in opwarmt.
Mijn voeten lopen automatisch naar Lowe toe. Ik ga op mijn tenen staan en kus hem zo intens als ik kan – te veel druk, te snel – met mijn armen als een strop om zijn nek. Hij reageert niet direct, maar dat komt eerder door verwarring dan aarzeling. Na een seconde omsluiten zijn handen mijn middel en duwt hij mij tussen hem en de muur, terwijl hij me intenser terug begint te zoenen. ‘Misery.’ De woorden worden gedempt tussen onze lippen. Zijn erectie drukt tegen mijn buik en we happen allebei naar adem.
‘Dit kunnen we beter niet doen,’ zegt hij, terwijl hij naar achteren beweegt.
Maar wanneer ik hem vraag waarom niet, vinden zijn lippen de mijne weer. De kus begon al intens, maar toch escaleert de boel op de een of andere manier. ‘Ik weet het. Ik weet, ik denk…’ Mijn handen bewegen naar beneden, trekken zijn shirt omhoog en onthullen een stuk warme huid. ‘Ik wil…’ Ik kan het niet hardop zeggen, want ik weet niet wat ik nodig heb. Het heeft met de waarheid te maken, en met dat hij die toegeeft, maar het is een verwarrende, pijnlijke doorn die verstrengeld zit in mijn hoofd. ‘Kunnen we…’
‘Ja. Ja, dat kan.’ Hij reageert zowel gehaast als sussend. ‘Dat kunnen we.’
Er staat een bank achter ons, maar Lowe draait me om en drukt mijn borst, voorhoofd en onderarm tegen de wand. ‘Rustig aan,’ beveelt hij, terwijl hij aan mijn nek zuigt. Ik voel zijn grote hand midden op mijn rug. Mijn hart maakt een sprongetje. In de vluchtigheid van dit moment is het precies wat ik wil horen.
‘Je bent gewoon zo lekker.’ Hij gedraagt zich weer als Weerling, of alfa, of Lowe. Hij bijt met open mond in mijn nek. Ik kreun en hij drukt zich harder tegen me aan. ‘Je moet het me vertellen. Deze plek ruikt naar jou en jouw geur schiet door mijn brein en ik kan alleen nog maar denken aan hoe graag ik met je wil neuken. Dus als je wilt dat ik stop, moet je me dat vertellen.’
Ik duw mijn voorhoofd harder tegen de muur. ‘Niet stoppen, alsjeblieft.’
Hij vloekt zachtjes. Hij lijkt kapot te gaan. Hij trekt mijn shirt snel uit en maakt mijn spijkerbroek los. Ik druk mezelf tegen hem aan, tegen zijn mond, zijn borst, zijn lul. Zijn grote hand leunt tegen de muur, vlak naast de mijne, en ik strijk met mijn pink over zijn duim. Ik vraag om meer, en hij weet dat. Hij geeft het echter niet aan me en wrijft met zijn neus over mijn hals. ‘We moeten rustiger aandoen.’ Hij lacht, berouwvol, heet, tegen mijn huid.
‘Integendeel.’
‘Misery…’ begint hij.
‘Ik wil seks met je.’
Ik voel een verlangend geluid diep uit zijn keel tegen mijn huid. ‘Misery.’
‘Het komt wel goed. Het kan best.’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Dat weet je best.’ Hij kruist zijn armen voor mijn buik en trekt me naar zich toe: bezitterig en een tikkeltje gefrustreerd. ‘Dat kunnen we niet.’ We trillen allebei door een… diepe, bodemloze behoefte vanbinnen. Is het verlangen? Is dit waarom mensen impulsieve, domme, onbezonnen dingen doen?
‘Maar… het moet een keer eerder zijn gebeurd. Een mannelijke Weerling en een vrouwelijke Vampyr.’ Onze soorten bestaan al duizenden jaren en we hebben niet altijd een hekel aan elkaar gehad. ‘We kunnen het proberen. Ik ben niet bang voor je…’
Hij lacht onzeker tegen mijn keel. ‘Je weet niet eens hoe het heet.’
‘Wat doet dat ertoe?’
‘Heb ik gelijk of niet?’ Ik maak een verbitterd geluidje en hij maant me tot stilte door zacht achter mijn oor te bijten. ‘Je weet niet waar je om vraagt, of wel?’
‘Vertel het me dan. Dan weet ik het, en…’
‘Een knoop. Het heet een knoop.’ Ik geniet van het woord en verwonder me over hoe passend het is. ‘Zeg het,’ beveelt Lowe. Wanneer ik aarzel, voegt hij eraan toe: ‘Alsjeblieft.’
‘Knoop. Een knoop.’
Hij pakt me steviger vast. Zijn ademhaling wordt oppervlakkiger. ‘Shit.’
‘W-wat?’
‘Ik denk dat ik het fijn vind als je dat nog eens zegt.’
Dat doe ik, alleen omdat hij het vraagt. Hij pakt mijn heup vast alsof hij de toegift nog leuker vindt.
‘Weet je wat het doel is?’
Ik weet niets van Weerling-biologie, maar ik ben niet dom of naïef. ‘Ja.’
‘Zeg het.’
Dit is zowel het vernederendste als meest erotische moment uit mijn leven. ‘Om het binnen te houden.’
Zijn hand glijdt onder mijn shirt en streelt zachtjes over de onderkant van mijn borst. ‘Om wat binnen te houden, schatje?’
Ik sluit mijn ogen. Mijn hart bonst, klopt traag, tegen elke centimeter van mijn huid. ‘Je sperma.’
Zijn grote lichaam rilt. Hij beloont me door zacht in het puntje van mijn oor te bijten. ‘Zou je dat goed vinden?’
Ik knik. Hij kreunt.
‘Ik weet niet zeker of ik het risico wil lopen om jou pijn te doen.’
Ik zou willen dat ik zijn gezicht kon zien. ‘Je kunt stoppen. Als het pijn doet, als het niet werkt.’
‘Wat als dat me niet lukt?’
‘Dat lukt je wel. Dat weet ik zeker.’
‘Of misschien kan ik het niet. Omdat ik het zo graag wil.’ Zijn vingers bewegen weer naar beneden, langs mijn slipje. Zijn knokkels steken wit af tegen het vochtige, blauwe katoen. Hij mompelt iets over hoe nat ik ben, en wanneer zijn handpalm mijn klit masseert in een traag ritme, slaak ik een zucht van genot en opluchting.
‘Ik… ik wil het echt heel graag.’
‘Fuck.’ Hij blaast zijn adem uit en verschuift achter me. Zijn handpalm drukt de mijne volledig tegen de muur.
Ik ben hier. Oké. Ik heb je.
‘Laat me… Ik kan je zo niet neuken.’ Hij trekt mijn spijkerbroek omlaag naar mijn knieën en drukt me steviger tegen de muur. ‘Ik zal je helpen.’
Ik snap niet helemaal wat hij bedoelt, totdat een van zijn handen mijn heup pakt en de andere in mijn slipje glijdt en het katoen uitrekt op een manier die obsceen voelt. Hij duwt met twee vingers mijn schaamlippen opzij en kreunt zacht, eerbiedig, wanneer hij toekijkt hoe hij me aanraakt onder de zachte stof. Zijn hartslag bonst tegen mijn rug en wanneer zijn tanden mijn hals vinden en eroverheen schrapen, zachtjes bijten en vervolgens net hard genoeg terwijl zijn vingers op precies de juiste manier mijn klit omcirkelen, kom ik klaar.
Het is onverwachts, te snel. We waren nog maar net begonnen en heb mijn hoogtepunt al bereikt, happend naar adem. Maar het voelt onderbroken, halfslachtig en ik laat mezelf niet op adem komen. Ik reik naar achteren en probeer gehaast zijn broek los te maken.
‘Rustig,’ beveelt hij, terwijl hij mijn handen vasthoudt op mijn onderrug. ‘Geef me even. Ik moet uitzoeken hoe we dit het beste kunnen doen.’
Ik dwing mezelf om te ontspannen. Het is wel duidelijk dat de seks van zijn soortgenoten en die van mij over het algemeen vrij anders is. Net zoals het overduidelijk is dat wij samen een raakvlak hebben gevonden. Ik had niet anders verwacht.
‘Dit zou gemakkelijker zijn als je wat minder geil rook,’ zegt hij hees, maar ik hoor het geklingel van zijn riem en dan voel ik het uiteinde van zijn lul tegen het kletsnatte slipje drukken dat aan mijn vulva kleeft. Ik bevrijd mijn arm om naar beneden te reiken, streel zijn erectie en hoor Lowe naar adem happen. Zijn geslachtsdeel voelt heet en groot, maar het ding aan de basis – zijn knoop – is nog niet opgezwollen. De vorige keer zette dat uit toen hij klaarkwam. Ik wil weten of dat normaal is, maar als ik ernaar vraag, zal Lowe zich weer zorgen gaan maken en daar zit ik nu niet op te wachten.
‘Alsjeblieft,’ smeek ik. ‘Alsjeblieft, doe het.’
Hij knikt tegen mijn voorhoofd. Zijn ademhaling is oppervlakkig en gehaast. Hij trekt mijn slipje opzij en duwt zijn penis naar binnen. Het brandende gevoel wordt heviger totdat hij niet verder kan, en hoe ik ook had verwacht dat het zou voelen om een man, om Lowe, in mij te hebben: dit is anders.
Ik hap naar adem.
Hij blaast zijn adem uit, op precies dezelfde manier.
We hoeven niet te onderhandelen. Er is geen pijn, geen gedoe. Ik ben meegaand en hij is hard. Ik ben nat en hij kreunt. We passen bij elkaar. De biologische compatibiliteit waar Lowe het over had, die tussen metgezellen… Ik zal niet zeggen dat ik weet hoe dat voelt. Ik weet alleen: dit voelt behoorlijk…
‘Perfect,’ mompelt hij, volledig in mij verankerd. Hij pakt mijn heupen vast alsof hij zichzelf probeert te herpakken. Ik weet waarom: dit voelt heerlijk op een scherpe, wrede manier. Vampyren kunnen geen gedachten lezen, maar ik weet wat hij denkt: hoe gemakkelijk het zou zijn om voor altijd zo te blijven. Om nooit te stoppen. ‘Niet bewegen, dan kom ik klaar.’ Hij likt mijn nek. ‘Shit, misschien kom ik sowieso wel. Alleen al van je geur en je smalle, gebogen nek.’
Ik misschien ook wel. Heel snel. Zeker wanneer hij begint te bewegen met experimentele, oppervlakkige stoten die ik overal voel. Ik voel mezelf om hem heen verstrakken, en hij stopt.
Hij buigt naar voren en fluistert in mijn oor: ‘Als je gaat klaarkomen, zeg het dan. Want dan kom ik ook klaar en ik moet me terugtrekken, anders doe ik je misschien pijn. Oké?’ Hij klinkt kalm, zelfs wanneer hij op het punt staat om de controle te verliezen.
Ik knik en probeer de golven van genot uit te stellen.
‘Oké.’ Hij kust me nog een keer, zacht, kuis in mijn hals en trekt zich vervolgens terug. De wrijving is verrukkelijk, ik krom mijn rug en maak klagende geluidjes tot alleen zijn eikel nog in me zit. Wanneer hij weer naar binnen beweegt, iets dieper, begin ik te kreunen.
‘Te veel?’
Ik kan niet antwoorden en knijp mijn spieren samen om hem heen. Hij vloekt en slaat met zijn handpalm tegen de muur.
‘Ik heb hier veel aan gedacht,’ zeg ik tegen hem, amper hoorbaar.
Hij stemt verontschuldigend in. ‘Ik probeerde dat niet te doen.’
Ik kijk om. Zijn grote lichaam is helemaal om het mijne gewikkeld. Ik bekijk de stoppels op zijn wang, zijn olijfkleurige huid, ideaal om te kussen. ‘Ik ook.’ Dan voeg ik er glimlachend aan toe: ‘Maar ik heb niet echt mijn best gedaan.’
Ik verlies alle besef van tijd wanneer hij begint te stoten, net als hijzelf. We bewegen samen: zweterig en vermoeid. Hij stopt na een paar minuten om zijn hoogtepunt nog even uit te stellen, en dan begint hij een paar minuten later weer. Hij trekt zich terug als hij even pauze moet nemen en ik voel me leeg. Ik tril van gefrustreerd genot en dus steekt hij zijn vingers in me, zodat ik hem nog in me kan voelen terwijl hij op adem komt, heet en hard tegen mijn heup. De straatlantaarns schijnen naar binnen door de ramen. Als ik mezelf niet meer kan inhouden, als ik gevoelig ben en opgezwollen en zo ver heen dat één enkele beweging genoeg is om me te laten klaarkomen, herinner ik me nog maar net op tijd dat ik hem moest waarschuwen.
‘Lowe, ik…’
Ik kom weer klaar, overmand door genot. Wat er met Lowe gebeurt, is wazig, overschaduwd door mijn eigen genot, maar ik krijg er flarden van mee: doordringend gekreun, ineens een leeg gevoel, dat deel van hem dat heter en harder opzwelt tegen de ronding van mijn billen, en dan zijn sperma – warm en nat – op mijn onderrug.
En dan blijven we zo staan: allebei happend naar adem, niet in staat om na te denken. Hij drukt zijn voorhoofd tegen mijn schouder en legt één hand op mijn buik, alsof hij me wil tegenhouden. Misschien komt het door de stofjes die na de seks vrijkomen in een Vampyr-brein, maar ik kan niet accepteren dat dit niet is voorbestemd. Dat wij niet voorbestemd zijn.
‘Knopen Weerlingen…’ Mijn stem klinkt hees omdat ik zoveel gekreun heb ingeslikt. Ik schraap mijn keel en hoor mezelf vragen: ‘Knopen Weerlingen altijd?’
Hij blaast trillend zijn adem uit. ‘Niet bewegen.’ Hij drukt een kus op mijn wang. ‘Ik ga je schoonmaken. Waar liggen je…’
‘Niet weggaan.’ Ik draai me om zodat ik naar hem kan kijken, en hij ziet er… vernietigd uit. Kwetsbaar. Gelukkig. Mijn shirt glijdt omlaag, maar dat geeft niet, want dit is mijn appartement: ik heb hier genoeg schone shirts liggen. ‘Kun je eerst mijn vraag beantwoorden?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, niet altijd.’ Maar dan voegt hij eraan toe: ‘Het is ingewikkeld.’
Volgens mij valt dat wel mee. Sterker nog, ik vermoed dat het heel simpel is. ‘Leg eens uit?’
‘Het is een teken dat… Het gebeurt alleen bij bepaalde partners.’ Mijn shirt zit helemaal scheef en hij kust me op het uitstekende bot van mijn schouder, verliest zichzelf daarin voordat hij mijn shirt weer rechttrekt bij mijn hals. Hij ademt diep in. ‘Weet je wat, ik doe het niet. Ik laat het gewoon zo.’ Hij slaat zijn hand om mijn middel, in de richting van mijn onderrug, waar ik kleverig en nat ben. ‘Dan is het overduidelijk voor iedereen die jou ruikt. Dat je van mij bent.’
‘Is het jou ooit eerder overkomen?’
Hij smeert zijn sperma met zijn duim over mijn huid en waarom vind ik dit oké? ‘Eerder?’
‘Ja, voor mij. Knopen. Is dat ooit met iemand anders gebeurd?’
Ik zie een duistere blik in zijn ogen. ‘Misery…’
‘De puzzelstukjes beginnen gewoon nu pas op hun plek te vallen.’ We genieten nog na van onze orgasmes. Het is oneerlijk om hem nu onder druk te zetten, nu we ons niet goed kunnen verdedigen en de verkeerde hormonen hoogtij vieren, maar… het boeit me niet meer. ‘Ik denk dat ik het al die tijd al had kunnen zien. Maar jij hebt me expres op het verkeerde been gezet, of niet? Je reageerde zo hevig op mijn geur tijdens onze eerste ontmoeting dat ik dacht dat je me vond stinken. Je bleef maar zeggen dat je niet in mijn buurt wilde zijn.’ Ik slik moeizaam. ‘Ik had het eerder beseft als ik niet had aangenomen dat het een andere Weerling moest zijn. Het leek me zo logisch dat het Gabi was. Maar toen ik je beter leerde kennen, gaf dat de doorslag. Want nu ik begrijp hoe je in elkaar zit, blijf ik me maar afvragen: als Lowe verliefd was op een ander, zou hij mij dan zo behandelen? En ik kan me niet voorstellen dat dat ooit het geval zou zijn.’ Ik lach even.
Lowe zegt niets. Hij staart me aan met een onleesbare uitdrukking op zijn gezicht. Zijn lichte, beschaafde, vriendelijke ogen veranderen en ineens kan ik er niets meer uit opmaken.
‘Dat gebeurt met metgezellen, toch? Knopen, bedoel ik.’ Biologisch gezien is het ontzettend logisch. Logischer dan wat dan ook. ‘Ik ben het, toch?’ Ik probeer te glimlachen. Het is oké. Ik weet het. Ik voel het ook. ‘Ik ben je metgezel. Daarom…’
‘Misery.’ Hij kijkt niet naar mij, maar naar mijn voeten. En hij klinkt zoals hij nooit eerder heeft geklonken: onleesbaar. Leeg.
‘Dat is de reden, toch?’
Hij zwijgt. De seconden lijken wel uren te duren. ‘Misery.’ Mijn naam weer, maar deze keer hoor er ik een universum van pijn achter schuilen, alsof ik hem martel.
‘Ik ben niet… Ik voel hetzelfde als jij,’ zeg ik snel. Ik wil niet dat ik hem beschuldig van iets waar hij geen controle over heeft. ‘Of misschien ook niet. Misschien heb ik daar de hardware niet voor. Misschien kan alleen een andere Weerling hetzelfde voelen. Maar ik mag je echt heel graag. Meer dan dat. Ik weet nog niet precies hoe het zit, want ik heb niet zoveel ervaring met gevoelens, maar misschien denk je dat dit me beangstigt en…’ Mijn stem klinkt zwakker, want Lowe kijkt op en ik zie hoe hij naar me kijkt.
Hij snapt het, denk ik. Hij weet het. Hij voelt precies hetzelfde als ik.
Maar dan zie ik dat hij zich weer afsluit. En ik kan zijn toon alleen maar beschrijven als meelevend. ‘Het spijt me als ik ooit de verkeerde indruk heb gewekt over wat er tussen ons speelt.’
Mijn zekerheid wankelt, terwijl ik er net nog van overtuigd was dat hij hetzelfde voor mij voelde als ik voor hem. Ik schud mijn hoofd. ‘Lowe, toe nou. Ik weet dat Gabi niet je metgezel is.’
‘Dat klopt.’ Hij perst zijn lippen op elkaar. ‘Maar ik vrees dat je de verkeerde conclusie hebt getrokken.’
‘Lowe.’
Hij schudt langzaam zijn hoofd. ‘Het spijt me, Misery.’
‘Lowe, het geeft niet. Je kunt…’
‘We moeten dit gesprek nu afkappen.’
‘Nee.’ Ik moet lachen. ‘Ik heb gelijk. Dat weet ik zeker.’
Hij staart me op een aparte manier aan. Alsof hij weet dat hij me pijn gaat doen, en zichzelf, en dat die gedachte onacceptabel is. Alsof ik hem geen keuze geef.
‘Je zei dat het een onderbuikgevoel is, en…’
‘Misery.’ Hij klinkt fel, alsof hij een kind een standje geeft. ‘Neem geen Weerling-woorden in je mond die je onmogelijk kunt begrijpen.’
De moed zinkt me direct in de schoenen. ‘Lowe.’
‘Het was een fout om jou daarover te vertellen.’ Hij klinkt afstandelijk, alsof hij voorleest uit een script en alle emotie eruit heeft gezogen. ‘Niet-Weerlingen kunnen dat nooit begrijpen, laat staan een Vampyr. Maar ik snap hoe aanlokkelijk het klinkt voor iemand die het gevoel heeft dat ze nooit ergens bij hoort.’
‘Wat?’
‘Misery.’ Hij slaakt opnieuw een zucht. ‘Je bent je hele leven verlaten en mishandeld. Door je familie, door je volk, door je enige vriendin. Het idee van eeuwige liefde en gezelschap fascineert je, maar dat is gewoon niet wat ik voor je voel.’
Mijn hart breekt in duizend stukjes. De grond dreigt onder mijn voeten vandaan te zakken terwijl ik deze versie van Lowe probeer te accepteren. Blijkbaar is hij in staat om dingen die ik hem heb verteld over mijn verleden tegen me te gebruiken. ‘Jij…’ Ik schud mijn hoofd. Het verbaast me hoeveel pijn zijn woorden doen. Ook al kunnen ze niet waar zijn. ‘Je probeert me gewoon weg te duwen. Zeg het!’ beveel ik, plots heel koppig. Ik voel me een stuntelende sukkel. Niet mezelf. Elk instinct schreeuwt dat ik me moet terugtrekken, maar dit is een onacceptabele, overduidelijke leugen. ‘Zeg me dat je niet verliefd op me bent,’ roep ik uitdagend. ‘Dat je niet bij me wilt zijn.’
Hij aarzelt geen seconde. ‘Het spijt me,’ zegt hij afstandelijk, enigszins neerbuigend. Ik hoor medelijden doorklinken in zijn stem. Verdriet. ‘Ik vind je heel aantrekkelijk. En ik vind het fijn om bij je te zijn. Ik heb ervan genoten om…’ Zijn stem breekt bijna. ‘Ik heb genoten van de seks. En ik wens je het beste toe, maar…’ Hij schudt zijn hoofd.
Ik open mijn mond. Ik had gehoopt op een goede reactie, maar krijg nu geen lucht meer. En dan slaat het noodlot toe: Lowe veegt met zijn palm over de plek waar, als ik zou kunnen huilen, een traan over mijn wang zou biggelen.
De pijn van zijn afwijzing voelt als een vuist die mijn hart omsluit.
‘Ik begrijp nu dat dit een vergissing was,’ zegt hij. ‘Maar het is beter zo. Je wilt niet verbonden zijn met iemand zoals ik. Je zou vrij moeten zijn.’ Hij krijgt het woord ‘vrij’ bijna niet over zijn lippen, maar herpakt zich snel. ‘En vanaf nu kunnen jij en ik elkaar beter niet meer zien.’
‘Wat?’
‘Ik kan een andere woning voor je vinden.’ Hij kijkt naar een plekje achter mij. ‘Je haalt je dingen in je hoofd en ik wíl eerlijk gezegd niet dat je…’
Er gaat een telefoon over.
Hij kijkt geïrriteerd weg, maar wanneer hij een stap achteruit zet, voelt dat als een opluchting. Ik staar naar mijn voeten en luister niet naar het zachte gesprek dat hij voert. Ik probeer de allesverslindende kilte achter mijn borstbeen weg te ademen.
Ik had het mis.
Ik heb het verkeerd begrepen.
Ik heb het verkeerd ingeschat, en hij is niet, hij voelt niet…
‘Ik kom eraan.’
Lowe hangt op. Wanneer hij tegen me praat, is dat even kalm als altijd. Alsof ons gesprek nooit heeft plaatsgevonden. Alsof er nooit iets tussen ons is gebeurd.
‘Ik moet weg.’ Hij knoopt zijn broek dicht.
Ik knik. Met moeite. ‘Oké. Ik…’
‘Ik zal je door iemand laten ophalen om je terug te brengen naar het Weerling-gebied.’
‘Dat hoeft niet. Ik kan gewoon…’
‘Het is gevaarlijk,’ zegt hij vlak. ‘Dus nee, dat kan niet. Jij mag dan geen ene moer geven om je eigen veiligheid, maar ik…’ Hij maakt zijn zin niet af. Hij staart me alleen maar aan en de stilte tussen ons wordt onhoudbaar.
‘Oké. Je weet de uitgang zelf wel te vinden. Ik ga douchen en me omkleden.’ Ik loop blindelings naar mijn slaapkamer, maar heb nog geen twee passen gezet of een sterke hand om mijn vingers houdt me tegen.
Ik wil me niet naar hem omdraaien, maar doe het toch. Ik tril wanneer hij naar voren leunt om me een kus op mijn voorhoofd te drukken. Hij ademt nog één keer diep in. Ik voel zijn lippen tegen mijn huid bewegen. Het lijkt alsof hij vier korte woorden zegt, maar dat zal ik me wel inbeelden. Heel even vraag ik me af of ik toch gelijk had en mijn hart slaat op hol.
Maar dan trekt hij zich terug en stort ik weer in.
‘Ga,’ beveelt hij en ik doe wat hij zegt. Ik ben helemaal klaar met deze achteloze, wrede eerlijkheid van hem.
Ik loop mijn slaapkamer in en wacht niet tot hij vertrekt voordat ik de deur achter me sluit.