HOOFDSTUK 28
Hij wist niet dat hij nog meer van haar kon houden, maar ze weet hem keer op keer te verrassen.
Serena en ik zijn best goed in zelfverdediging, maar Vania is mijn vaders beste lijfwacht. Ze heeft niet één, maar twee messen in haar handen en wordt geflankeerd door twee bewakers: dezelfde die me al die weken geleden naar het Vampyr-gebied hadden gebracht. Het zou ontzettend dom zijn om het tegen hen op te nemen, en zó dom zijn Serena en ik nou ook weer niet. We lopen voor haar uit – met onze handen boven ons hoofd – en doen wat ze zegt. We weten dat als een van ons het op een lopen zet, de ander een mes in haar rug krijgt.
Laten we eerlijk zijn: Serena zou dan degene zijn die een mes in haar rug krijgt. Ik zou waarschijnlijk gewoon aan mijn oor naar mijn vader worden gesleurd.
We bevinden ons namelijk in het Nest. En Vania luistert alleen naar hem en niemand anders.
‘Als ze me vermoorden, moet jij me wreken,’ fluistert Serena.
Fijn dat ze me zo hoog heeft zitten. ‘Nog een voorkeur voor de manier waarop?’
‘Verzin maar iets leuks.’
Vader wacht in zijn kantoor. Hij zit wederom op de hoge leren stoel achter zijn enorme houten bureau, omringd door nog eens vier bewakers. Hij glimlacht, maar zijn ogen lachen niet mee. Hij gaat niet staan en biedt ons geen stoel aan. In plaats daarvan leunt hij met zijn ellebogen op het donkeren mahoniehout en drukt zijn vingertoppen tegen elkaar voor zijn gezicht, wachtend tot ik iets zeg.
Dus hou ik mijn mond.
Ik voel me gekwetst, verraden. Ik ben geschokt dat mijn vader bij zoiets afschuwelijks betrokken is, maar tegelijkertijd ook… niet. Het is zinloos om verbaasd te zijn als een notoir gewetenloze, egoïstische moordenaar een mes in je rug steekt, ook al is het familie. Het is een heel ander verhaal als het mes afkomstig is van iemand die je heel hoog had zitten. Iemand die je als je vriend beschouwde.
Mijn blik valt op Mick, die als een van vaders beveiligers naast zijn bureau staat. Ik blijf hem aanstaren totdat hij wegkijkt. Hij lijkt zich te schamen. Mooi zo.
‘Waarom?’ vraag ik hem vlak. Wanneer hij niet reageert, voeg ik eraan toe: ‘Jij was het zeker, of niet?’
De groeven aan weerszijden van zijn mond lijken nog dieper te worden.
‘Weet Emery hier überhaupt wel van? Of heb je gewoon iedereen om je heen ervan overtuigd dat zij het op Ana had gemunt omdat de Getrouwen een prima zondebok voor je waren?’
Hij kijkt weg en ik weet gewoon zeker dat ik gelijk heb. Van angst en woede bal ik mijn vuisten samen. Je bent walgelijk, wil ik zeggen. Ik haat je. Maar hij lijkt zichzelf al genoeg te verafschuwen.
‘Waarom?’ vraag ik opnieuw.
‘Hij heeft mijn zoon,’ fluistert hij, terwijl hij zijn blik op mijn vader werpt, die tevreden om zich heen kijkt: alsof hij iedereen schaakmat heeft gezet.
‘Dat had je tegen Lowe moeten zeggen.’
Mick schudt zijn hoofd. ‘Lowe kon niet…’
‘Lowe zou alles voor jou overhebben,’ bijt ik hem toe, onpasselijk van woede. ‘Lowe sterft nog liever dan dat hij een lid van de roedel iets laat overkomen. Je kent hem al van kinds af aan. Hij is jouw alfa en toch heb je geen idee hoe hij in elkaar steekt.’ De woede borrelt naar boven. Ik weet niet wanneer ik voor het laatst zo van leer heb getrokken. ‘Het gif, dat was jij, of niet? Heb je Max ook op Ana afgestuurd?’
‘Misery,’ onderbreekt vader me. ‘Je blijft me maar teleurstellen.’
Ik draai me razendsnel om naar hem. ‘O ja? Dat zou ik ook wel van u kunnen zeggen, aangezien u mensen ontvoert en ze afperst, maar ja, ik had u natuurlijk al niet heel hoog zitten.’
Er verschijnt een hardere blik in zijn ogen. ‘Dit is wat er bij jou ontbreekt, Misery. Dit is de reden dat jij nooit een leider kunt worden.’
Ik snuif. ‘Omdat ik het vertik om mensen te ontvoeren?’
‘Omdat je altijd egoïstisch en kortzichtig bent geweest. Je bent te koppig om in te zien dat het doel de middelen heiligt en dat begrippen als eerlijkheid en vrede en geluk groter zijn dan één persoon. Of een handjevol. Het welzijn van de meerderheid, Misery.’ Ik zie zijn schouders omhoog bewegen en weer zakken. ‘Toen jij en je broer klein waren en we een Onderpand nodig hadden, moest ik bepalen wie van jullie sterk genoeg zou zijn om mij te vervangen in de Raad. En ik ben blij dat ik voor Owen heb gekozen.’
Ik rol met mijn ogen. Er is een grote kans dat ik de machtsovername van Owen niet meer ga meemaken, maar god, wat zou ik er graag bij zijn als vader van angst in zijn broek schijt.
‘Waarom denk je dat Vampyren nog macht hebben, Misery? Overal ter wereld vallen onze gemeenschappen uit elkaar. Ze kunnen hun gebied meestal niet meer beschermen en worden gedwongen om onder de mensen te leven. En toch, hoewel onze aantallen afnemen, hebben wij nog steeds een huis hier in Noord-Amerika. Hoe komt dat, denk je?’
‘Omdat u zo “onbaatzuchtig” was om iedereen die u wilde dwarsbomen uit de weg te ruimen?’
‘Nogmaals: je bent één grote teleurstelling.’
‘Vanwege uw strategische allianties binnen deze geografische regio,’ zegt Serena vlak. Iedereen kijkt verbaasd naar haar, alsof ze waren vergeten dat zij er ook nog was.
Maar mijn vader niet. ‘Mevrouw Paris.’ Hij knikt hoffelijk. ‘U hebt, uiteraard, gelijk.’
‘De afgelopen honderd jaar hebben de mensen en de Weerlingen elkaar zowel genegeerd als op de rand van oorlog gestaan wegens grensconflicten. Ze zijn allebei in het voordeel vergeleken met de Vampyren, zowel qua lichaamskracht als qua aantallen, maar hebben nooit overwogen om daar wat mee te doen. Omdat het de Vampyren op de een of andere manier is gelukt om… Nou ja, niet “op de een of andere manier”,’ legt Serena ietwat verbitterd uit. ‘Met het Onderpand-systeem hebt u een bijzonder nuttige politieke alliantie gesloten met de mensen. En de Weerlingen wisten dit, net zoals ze wisten dat het mensenleger op ze zou worden afgestuurd als ze Vampyr-gebied zouden aanvallen. Zo hebben jullie jezelf de afgelopen decennia kunnen beschermen, ook al is jullie soort het kwetsbaarst van allemaal.’
‘Zeer grondig.’ Vader knikt tevreden.
‘Dat is vast niet alles. Als we eens goed kijken naar de grensconflicten tussen de Weerlingen en de mensen van de afgelopen paar decennia, durf ik te wedden dat we erachter komen dat de Vampyren de boel hebben gefaciliteerd. Net zoals ik zeker weet dat er flinke afkoopsommen zijn betaald. Gouverneur Davenport zou zich nooit te goed voelen om die aan te nemen.’
Vader ontkent het niet. ‘Ik zie dat de afgelopen weken uw leesvaardigheid hebben verbeterd, mevrouw Paris.’
Ze heft haar kin. ‘Ik was altijd al goed in begrijpend lezen, pisvlek.’
Dit moet de eerste keer zijn dat vader daarvoor is uitgescholden. Het is de enige verklaring voor de ietwat opgefokte, maar voornamelijk stomverbaasde aarzeling die de ruimte vult. Niemand weet hoe ze op een onverhulde scheldpartij moeten reageren, want in vaders wereld zijn ze alleen bekend met subtiele opmerkingen en moordpogingen. Na een paar ongemakkelijke seconden stapt Vania naar voren en ze heft haar hand om Serena te slaan.
Ik ga tussen hen in staan, waardoor Serena mij weer wil beschermen. Vader maakt er echter een einde aan en beveelt: ‘Laat ze maar. Ze moeten beiden ongeschonden blijven. Voorlopig.’
Vania kijkt woedend naar Serena. Vader maakt een handgebaar en er komen twee bewakers naast ons staan. De dreiging is niet te missen.
‘Ik had je vriendin kunnen vermoorden, Misery. Heel vaak. Weet je waarom ik dat niet heb gedaan?’ vraagt hij.
‘Omdat u mij niet verdrietig wilde maken?’ zeg ik sceptisch.
‘Dat was een leuke bonus, zeker. Want wat jij ook denkt: ik geniet er niet van om jou pijn te doen of om je iets te ontnemen. Ik vond het niet fijn om mijn kind weg te sturen, al denk ik niet dat je dat ooit zult geloven. Maar nee, uiteindelijk was dat niet de reden. Ik neem aan dat mevrouw Paris je niet heeft verteld waarom ik werd gedwongen om haar te ontvoeren.’
‘Dat was niet nodig. Ik weet al wat er is gebeurd.’ Maar wanneer ik mijn blik vluchtig op Serena werp, kijkt ze me niet aan. En dan krijg ik een heel vreemd gevoel in mijn buik. ‘Ze was met een artikel bezig,’ ga ik verder, ook al kijkt Serena nog steeds niet naar me. ‘En toen ontdekte ze iets waar ze nooit achter had mogen komen.’
‘Dus je hebt echt geen idee.’ Daar heb je die zelfvoldane, zelfingenomen grijns weer. Ik wil hem van vaders smoel slaan. ‘Ik zal je uit de brand helpen: een paar jaar geleden heeft mijn goede vriend gouverneur Davenport me iets heel interessants verteld.’
‘Natuurlijk is de gouverneur hierbij betrokken,’ bijt ik hem toe.
‘O, je overschat hem.’ Vader wuift mijn opmerking weg. ‘Hij weet wat er speelt. Soms. De afgelopen paar jaar heb ik zijn brein goed leren kennen. Het werd steeds makkelijker om hem aan mij te onderwerpen, om haakjes in zijn brein te plaatsen. Praktisch zonder bewijs achter te laten. Hij heeft me veel nuttige informatie verteld, waaronder een aantal bijzonder sappige details. Zo vertelde hij me over een jong kind met zowel een Weerling- als een menselijke ouder.’
Ana. Natuurlijk. De gouverneur had het vast gehoord, misschien van Thomas, of misschien van… Ik kijk weer naar Mick. ‘Heb jij het aan de gouverneur verteld?’
‘O nee,’ onderbreekt vader hem. ‘Je hebt het mis, Misery. Mick maakt hier pas sinds kort deel van uit, en ik was degene die contact heeft gelegd met hem. Ik durf best te zeggen dat ik dit zelf heb geregeld, ook al zul jij me dan een harteloos monster vinden. Het was mijn idee om zijn zoon te gebruiken zodra we beseften dat de knul die we tijdens een aanval hadden ontvoerd, banden had met een prominente Weerling. Het was niet moeilijk om hem aan mij te onderwerpen. Hij heeft zelfs geholpen met het bewaken van mevrouw Paris.’
‘Wat bizar om daarover op te scheppen, vader.’
‘Zeker. Maar het was lang geleden dat de gouverneur me vertelde over het kind dat half Weerling, half mens was. Meer dan twee decennia geleden, zelfs.’
Ik verstijf. Angst maakt zich van me meester.
‘Ik had eerder al de verhalen gehoord. Geruchten over reproductieve compatibiliteit. Als mensen ergens goed in zijn, is het wel de voortplanting.’ Vader gaat staan – de afkeer is van zijn gezicht af te lezen – en loopt rustig om zijn bureau heen. ‘Maar die verhalen waren afkomstig uit andere landen en het ontbrak aan bewijs. Hier leven de Weerlingen afgezonderd en mensen zijn laf. Zoals mevrouw Paris al zei: ze hebben amper interactie. Dit kind was echter nog heel jong en werd, om meerdere redenen, niet opgevoed door de biologische ouders. Het kind wist niet wie de ouders waren en wist niets van de dubieuze afkomst, maar leek op de vader. Het kind leek een mens. Volledig. En, ik moet toegeven, dit maakte de hele situatie een stuk minder interessant. De potentiële betekenis van het bestaan van zo’n kind deed me niet zoveel, maar toch was dit uniek en besloot ik de situatie in de gaten te houden. Dat leek me wel zo verstandig.’ Hij leunt tegen zijn bureau en tikt met zijn vingers op de houten rand. Iets wat lijkt op doodsangst begint mijn keel te versperren. ‘Waar kan een Vampyr een kind verstoppen dat half Weerling is, maar er menselijk uitziet? Het menselijk gebied leek me de beste optie. Maar hoe? Het leek een onmogelijke situatie. En toen herinnerde ik me dat ik zelf een kind had in het mensengebied. En dat zij misschien wel behoefte had aan wat gezelschap.’
Mijn hart bonst tegen mijn ribbenkast. Ik kijk weg van vader en draai langzaam naar rechts. Serena staart me al aan. Haar ogen zijn gevuld met tranen.
‘Wist je het?’ vraag ik.
Ze geeft geen antwoord. Maar de tranen stromen over haar wangen.
‘Nee.’ Vader is degene die mijn vraag beantwoordt, ook al verlies ik heel snel interesse in wat hij te zeggen heeft. ‘Anders had ik het wel geweten. Zoals ik al zei, ik heb haar jarenlang in de gaten gehouden. Zelfs toen jouw periode als Onderpand erop zat, deed ze niets wat bij mij alarmbellen liet afgaan. Sterker nog, ze leek helemaal geen interesse te tonen in Weerlingen. Toch, mevrouw Paris?’ Hij schenkt Serena een glimlach en met de haat in haar ogen zou ze hem al even genadeloos als de zon in vlammen kunnen laten opgaan. Hij negeert haar en wendt zich tot mij. ‘Ze was geobsedeerd door financiële journalistiek. Ik moet toegeven dat we een paar jaar wat minder waakzaam waren. Het meisje was een veelbelovende, en zeer menselijke, jonge vrouw geworden. Soms verdween ze een paar dagen, maar dat heb je met jongelui. Die zijn zorgeloos. Avontuurlijk. Ik had nooit verwacht dat het wellicht iets met haar genen te maken had. Totdat…’
‘Ik haat u,’ sist Serena.
‘Ik had ook niet anders verwacht. Als half mens, half Weerling zit dat in je bloed, en ik neem het je niet kwalijk. Maar dat je zo slordig te werk ging toen je Weerling-helft kwam opzetten en je besloot om onderzoek te gaan doen naar je ouders: dat valt je wel degelijk aan te rekenen. Je begon vragen te stellen en neusde rond in elk hoekje van het Bureau voor de betrekkingen tussen mensen en Weerlingen. Je maakte het bijzonder duidelijk dat er iets in jou aan het veranderen was en dat je op zoek was naar begeleiding.’ Hij klinkt alsof hij haar een standje geeft. Het doet er niet toe wat vader allemaal tegen mij heeft gezegd, ik heb hem nooit eerder zo graag willen slaan. ‘Achteraf gezien valt alles op zijn plek. Het feit dat je tripjes en verdwijningen altijd samengingen met vollemaan. Je moest buiten zijn, nietwaar? Je drang om in de natuur te zijn, werd zo onoverkomelijk sterk, dat je…’
‘U weet helemaal niets,’ bijt Serena hem toe.
‘O, toch wel, mevrouw Paris. Ik weet dat je bloedwaarden heel bizar waren. Ik weet dat je zintuigen bijna ondraaglijk scherp werden, zo scherp dat je menselijke arts ze niet meer kon meten. Ik weet dat je genetisch bent getest en dat de resultaten zodanig vreemd waren dat men dacht dat er een fout was gemaakt. Tot drie keer toe. Ik weet dat je elke vollemaan uit je eigen huid wilde kruipen en dat je op een dag in je onderarm hebt gesneden, puur om te kijken of je bloed spontaan groen was geworden. Je was zo ver heen dat je vermoedde dat iets in jou heel, heel anders was.’
Serena klemt haar kaken op elkaar. ‘Hoe weet u…’
‘Een aantal dingen hebben we ontdekt toen we je nauwlettend in de gaten hielden, maar het merendeel heb je me zelf verteld.’
‘Echt niet. Dat zou ik nooit doen.’
‘Toch wel. Toen ik je aan mij onderwierp, op de eerste dag dat je hier kwam.’
Serena’s mond valt open en het zware gevoel in mijn maag wordt alleen maar heviger.
‘Ik zorgde ervoor dat je het je niet zou herinneren. Misery zal je vast wel eens aan haar hebben onderworpen, maar mijn dochter weet vrijwel niets van onze cultuur en heeft nooit geleerd hoe het echt moet.’ Hij lijkt te genieten van Serena’s afschuw. ‘En weet je wat je me nog meer hebt verteld? Dat je, tragisch genoeg, niet kon achterhalen wie je ouders waren en dat je niet weet of een van hen een Weerling was. Maar toen je begon te graven en je kwaliteiten als journalist begon in te zetten, hoorde je van het bestaan van Thomas Jalakas.
Thomas was een interessante man. Hij had een paar jaar eerder voor het Bureau gewerkt, en had een relatie gekregen met een vertrouweling van Roscoe, en… Ik geloof dat we allemaal wel weten hoe dat is afgelopen. Of jij misschien niet, Misery.’ Ik voel zijn ogen priemen in die van mij. ‘De vrouwelijke Weerling werd zwanger. Thomas geloofde haar uiteraard niet toen ze hem vertelde dat het kind van hem was. De relatie liep op de klippen en hij had het zo druk met zijn carrière dat hij in de jaren daarna vast nog maar amper aan zijn voormalige geliefde had gedacht. In plaats daarvan kreeg hij steeds hogere posities toebedeeld. Toen, ongeveer een jaar geleden, ging hij terug naar het Bureau voor de betrekkingen tussen mensen en Weerlingen, deze keer als directeur. Dankzij die positie kreeg hij toegang tot verschillende rapporten en hij werd nieuwsgierig naar het lot van zijn voormalige geliefde. Hij zocht op haar naam en kwam een bijzonder interessante foto tegen.’
Vader maakt een amper zichtbare beweging met zijn vinger en een van zijn beveiligers activeert de monitor op zijn bureau. Ze veegt een paar keer over het touchscreen en draait het beeldscherm vervolgens mijn kant op.
Ik herken Maria Moreland van de foto in Lowe’s kamer. En Ana, die haar hand vasthoudt, herken ik van een paar van de mooiste momenten van de laatste maand van mijn leven. Ze zitten aan de oever van een meer, met hun benen in het water. De foto is op een afstandje genomen en doet me denken aan de foto’s van de paparazzi van de mensen. ‘Het kind wekte zijn interesse. Eerder vanavond heb jij Arthur Davenport gesproken, dus je weet vast al hoezeer het kind op haar biologische vader lijkt. Thomas vermoedde nu dat kruisingen mogelijk waren. En dus besloot hij dat aan gouverneur Davenport te vertellen.’
‘En de gouverneur gaf de opdracht om Ana’s vader te vermoorden,’ zeg ik.
‘Ana? Ah, Liliana Moreland. Nee, dat deed hij niet, maar hij zag wel in dat de beschuldigingen zeer gevaarlijk konden zijn. Zijn oplossing, al was het dan een belabberde, was om Thomas te ontslaan als hoofd van het Bureau en hem een veel prestigieuzere baan aan te bieden. Thomas zou dolblij moeten zijn. Maar hij raakte geobsedeerd door zijn dochter en wilde meer over haar weten. Hij vestigde de aandacht op zichzelf en een paar maanden later hoorde mevrouw Paris dat iemand dezelfde vragen had gesteld als zij. Toen ze met elkaar afspraken, wist ik dat ik eindelijk tussenbeide moest komen.
Dus, nee, Misery. De gouverneur heeft Thomas Jalakas niet uitgeschakeld. Althans, op zich wel, maar alleen omdat ik hem heb laten denken dat zijn verduisteringspraktijken aan het licht zouden komen wanneer hij hem zou laten leven. En zo waren Emery en de Getrouwen een bijzonder fijne zondebok om Lowe op het verkeerde been te zetten toen we werden gedwongen om Liliana te proberen te ontvoeren. Daar heeft Mick bijzonder goed mee geholpen.’
‘Je werd niet gedwongen om Ana te ontvoeren. Of Serena. Daar heb je zelf voor gekozen.’
Hij slaakt een zucht, zoals altijd teleurgesteld in mij. ‘Soms worden we meer dan wie we zijn. Soms worden we een symbool. Dat weet jij als geen ander, Misery. Je bent immers het grootste deel van je leven een symbool van vrede geweest.’
‘Ik ben het symbool van het gebrek aan vertrouwen tussen mensen en Vampyren,’ snauw ik hem toe.
‘Mensen zoals mevrouw Paris en Liliana Moreland,’ zegt hij, alsof ik nooit het woord heb genomen, ‘zijn gevaarlijk. Des te meer als ze beschikken over de eigenschappen en talenten van beide soorten. Tot nu toe zijn ze allebei niet in staat om te transformeren. Maar ze kunnen nog steeds boven zichzelf uitstijgen en belangrijke, krachtige symbolen van eendracht worden voor twee soorten die al eeuwenlang een zinloze strijd met elkaar voeren.’
‘En dan blijft u kwetsbaar achter en wordt uw invloed drastisch beperkt,’ mompelt Serena kil. Ik vraag me af hoe ze zo rustig kan blijven. Misschien ben ik kwaad genoeg voor ons beiden. ‘Maddie Garcia heeft de verkiezingen van de mensen gewonnen, of niet? Zij weet dat ze alle touwtjes in handen heeft en weigert met u af te spreken omdat u gouverneur Davenport al decennialang bespeelt.’
‘Mevrouw Paris, ik zou willen dat uw politieke kennis kon worden overgedragen op mijn dochter. Dan zou ze misschien niet meer naar me kijken alsof ik een schurk ben omdat ik het beste met mijn volk voorheb.’
‘O, tief toch op.’ Ik kijk naar zijn beveiligers en hoop dat minstens een van hen inziet hoe smerig dit is. Ze blijven stokstijf staan en tonen geen enkele emotie. ‘U hebt hier niet over laten stemmen. U hebt niemand verteld wat u hebt besloten. Denkt u nou echt dat de meeste Vampyren, of zelfs die verdomde Raad, het goed vinden als u mensen vermoordt en ontvoert?’
‘Ons volk is gewend geraakt aan een bepaalde levensstandaard. Ze vragen zich zelden af wat daarvoor moet worden opgeofferd.’
‘Waarom hebt u mij nog niet gedood?’ vraagt Serena, alsof ons gesprek geen nut heeft. En daar heeft ze misschien ook wel gelijk in.
‘Dat was inderdaad een lastige beslissing,’ geeft hij toe. ‘Maar aangezien we niets weten over kruisingen, heb ik meer aan je als je in leven blijft.’
‘Maar u hebt wel geprobeerd om Ana te vermoorden,’ bijt ik hem toe.
Hij kijkt me eerst verbaasd aan, dan half met plezier, half met medelijden. ‘Ach, Misery. Is dat wat je denkt? Dat ik Liliana probeerde te vermoorden?’
Ik kijk naar Mick. Ik snap niet wat vader probeert te zeggen. Maar Mick kijkt me aan met een medeleven dat ik maar niet kan…
Ik schrik wanneer er luid op de deur wordt geklopt. Serena schrikt ook, maar de rest van de aanwezigen in de kamer niet. ‘Net op tijd. Kom binnen.’
Een van vaders beveiligers loopt als eerste naar binnen. Op de voet gevolgd door Lowe. Ik zie wallen onder zijn ogen en hij kijkt strak voor zich uit. Ik voel een enorm brok in mijn keel opkomen en alle moed zinkt me in de schoenen wanneer Owen achter hem aan naar binnen komt wandelen. Een vluchtige, mysterieuze glimlach prijkt op zijn lippen en de reden daarvoor wordt me meteen duidelijk.
Lowe is geboeid. Want Lowe is hier niet vrijwillig. Hij kijkt om zich heen en ziet mijn vader, alle beveiligers, en Mick. Hij toont geen enkele emotie, zelfs niet wanneer zijn oudste vertrouweling, zijn vaderfiguur, naar hem knikt volgens hun gebruikelijke begroeting. Dan valt zijn blik op mij, en heel even zie ik elke emotie van het universum in zijn ogen verschijnen.
Nog geen seconde later zijn ze allemaal weer verdwenen.
Mijn brein probeert te beseffen wat hier gebeurt. Heeft Owen gelogen en wil hij vader helemaal niet van de troon stoten? Loog hij toen hij aanbood om me te helpen om Serena te vinden?
‘Lowe.’ Vaders stem klinkt haast verwelkomend. ‘Ik zat al op u te wachten.’
‘Dat zal best,’ zegt Lowe. Zijn lage stem weergalmt door de grote ruimte en vult hem op een manier die tientallen mensen samen nog niet was gelukt. ‘Blijkbaar had u al die tijd toch een plan, raadslid Lark.’
‘Niet al die tijd. Weet u, u bent zeer lastig te onderwerpen. Ik heb het geprobeerd tijdens onze enige ontmoeting onder vier ogen, na de huwelijksceremonie. Meestal ben ik een Weerling of een mens binnen een paar seconden de baas, maar bij u werkte het simpelweg niet. Zeer frustrerend.’ Hij slaakt een zucht en wijst naar Mick. ‘Ik maakte mezelf wijs dat het er niet toe deed. Ik had toch al infiltranten tot mijn beschikking die heel dicht bij u stonden. En toch kreeg ik uw zusje maar niet te pakken. En nu u haar hebt verborgen, weet ik ook niet waar ze is. Het is me nooit gelukt om u onder druk te zetten, maar daar komt nu verandering in.’ Hij glimlacht naar Owen. ‘Bedankt dat je hem naar me toe hebt gebracht, zoon. Dit is het bewijs van jouw trouw.’
Ik zie de trots in Owens ogen. Ik klem mijn kaken op elkaar. ‘Lowe zal u Ana nooit geven.’
‘Een maand geleden was ik het met je eens geweest, maar Mick heeft me het een en ander uitgelegd. Inclusief de betekenis van Lowe’s reactie op jou tijdens de bruiloft. Het concept van metgezellen.’ Vader gaat voor me staan en legt één hand op mijn schouder. ‘Jouw nut kent werkelijk geen grenzen.’
‘U bent ongelooflijk.’ Ik schud zijn hand walgend van me af.
‘O ja?’
‘Ja. En u hebt het mis.’ Ik leun naar voren om hem uit de tent te lokken. Ik voel me ineens krachtig, gedreven door de hartverscheurende wetenschap dat hij het mis heeft. ‘Ik ben Lowe’s metgezel niet. Wat voor pressiemiddel u ook denkt te hebben, dat is niet…’
‘Is dat zo, Lowe?’ vraagt vader, ineens luider. Hij kijkt me nog steeds aan. ‘Is zij niet uw metgezel?’
Ik staar terug en wacht op Lowe’s antwoord, op het moment dat ik de teleurstelling in mijn vaders ogen zie. Hopelijk maakt dat de teleurstelling die ik eerder vanavond te verduren kreeg minder bitter. Maar de seconden verstrijken. En Lowe lijkt tijd te winnen, wacht af, aarzelt en zegt vervolgens niets.
Wanneer ik naar hem omkijk, schenkt hij me een zowel onwrikbare als bijzonder ontroostbaar verdrietige blik.
‘Vertel het hem,’ beveel ik hem. Maar hij blijft zwijgen en het voelt als een klap in mijn gezicht. Ik hap naar adem, want ineens krijg ik geen lucht meer. ‘Vertel hem de waarheid,’ fluister ik.
Lowe beweegt met zijn tong over de binnenkant van zijn wang en perst vervolgens zijn lippen op elkaar in een kleine, trieste glimlach.
Iets in mij begint te trillen.
‘Nu dat duidelijk is…’ zegt vader droog. ‘Lowe, Mick zegt dat alleen u weet waar Liliana verborgen zit. Ik heb haar nodig. Maakt u zich geen zorgen, ik zal haar niet doden. Net zoals ik mevrouw Paris niet heb gedood toen ik die kans had.’ Hij valt stil en glimlacht flauwtjes naar Serena, alsof hij verwacht dat ze hem dankbaar zal zijn. Ik zie voor me hoe ze op hem spuugt en direct wordt afgeslacht door drie beveiligers. ‘Ik wil alleen uw garantie dat de mensen en de Weerlingen niet tegen de Vampyren zullen samenspannen. En daarom moeten we hun geen reden geven om te geloven dat ze meer op elkaar lijken en beter samen kunnen leven dan eerder werd gedacht.’ Vader kijkt nog een laatste keer naar Lowe. ‘Tref een regeling om uw zus over te dragen.’
Lowe knikt traag. En vraagt dan, oprecht nieuwsgierig: ‘En waarom zou ik dat doen?’
‘Omdat uw metgezel het zal vragen.’
Lowe lacht geruisloos. ‘U kent mijn metgezel niet goed als u denkt dat ze zoiets zou vragen.’
Vader reageert niet verbaal, maar snelt naar voren. Hij beweegt zo snel dat er een windvlaag langs mijn gezicht blaast en nog geen seconde later voel ik iets kouds, glanzends en zeer scherps bij mijn hals.
Hij houdt een van Vania’s messen vast. Tegen mijn keel.
Lowe, Owen en Serena – zelfs Mick – willen naar voren schieten, maar worden tegengehouden door vaders beveiligers. Als het puntje van het mes mijn huid raakt, komen ze allemaal tegelijkertijd tot stilstand, terwijl ze me allemaal even verschrikt aankijken. De stilte die volgt is prikkelbaar, gevolgd door luide hartslagen en hijgende ademhalingen.
‘Nee,’ zegt vader kalm. De hand waarmee hij het mes vasthoudt, trilt niet. ‘Normaal gesproken zou ze dat nooit van u vragen. Maar wat nou als ze moet kiezen tussen haar leven of de toekomst van Liliana? Wat dan?’
‘Hij bluft. Hij zal me niet vermoorden,’ zeg ik tegen Lowe, in de hoop dat ik hem zo kan geruststellen.
Hij kijkt me nog steeds aan met een onleesbare blik, maar lijkt zeker niet opgelucht. Integendeel. Ik vraag me af of hij al weet wat er staat te gebeuren.
‘Denk je dat? Ik heb je wel laten vergiftigen. O, kijk niet zo. Ja, dat gif was voor jou bestemd. Ik hoopte dat de pijn van het verlies van zijn metgezel Lowe zodanig zou afleiden dat ik Liliana zou kunnen ontvoeren. Maar Mick had verkeerd gedoseerd. Dat maakte me zo kwaad, dat ik mijn frustraties botvierde op zijn zoon. En daarna wist Lowe dat hij niemand meer kon vertrouwen.’ Hij komt nog dichterbij. Zijn ogen hebben een donkerpaarse kleur, bijna blauw. Het deel van mij dat me verbond met mijn familie – dat toch al beschadigd en verweerd was – breekt eindelijk in duizend stukjes. ‘Ik heb jou eerder opgeofferd en zal dat nog een keer doen,’ zegt mijn vader tegen me. Ik bespeur geen greintje berouw in zijn stem. Geen innerlijke strijd. ‘Voor het welzijn van de Vampyren zal ik geen seconde aarzelen.’
Ik lach neerbuigend. ‘Wat bent u toch een fucking lafaard.’ Ik zou me in het nauw gedreven moeten voelen, maar ik ben alleen maar kwaad. Kwaad namens Ana en Serena. Namens mezelf. Kwader dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.
En dan heb je Lowe nog, en de manier waarop hij naar me kijkt. Zijn kalme angst, alsof hij weet dat dit niet goed kan aflopen. Alsof hij niet zeker weet wat hij hierna met zichzelf aan moet.
Het spijt me, Lowe.
Ik zou willen dat we meer tijd hadden.
‘Niet zo vloeken,’ zegt vader traag. Het mes doorboort mijn huid. Als Lowe de druppel paars bloed over mijn nek ziet sijpelen, worstelt hij driftig om los te komen, maar Owen heeft zijn boeien goed vastgemaakt.
‘U wilt het welzijn van de Vampyren afkopen met de levens van anderen,’ zeg ik uitdagend tegen vader. ‘Alleen een lafaard laat anderen de klappen opvangen.’
‘Ik zal alles gebruiken wat ik kan.’
‘Nou, ik niet. Ik vertik het om Lowe te vragen om mij boven zijn zusje te verkiezen.’
‘Maar dat hoeft ook niet, toch?’ Vader kijkt naar Lowe. ‘Wat zegt u, alfa? Zal ik haar voor uw ogen vermoorden? Het schijnt dat Weerlingen die hun partners verliezen soms helemaal doordraaien. Dat het de ergste pijn is die jullie kennen,’ voegt hij er likkebaardend aan toe.
Wees niet verdrietig, denk ik, terwijl ik boven het glinsterende mes in zijn ogen staar. Wat er ook gebeurt, treur niet om mij. Leef gewoon verder met Ana en maak tekeningen en ga lekker hardlopen en denk soms aan me als je pindakaas eet, maar wees niet…
‘Misery.’ Serena’s stem onderbreekt mijn gedachten. En dan zegt ze iets anders, iets vreemds en onzinnigs wat ik niet direct kan ontcijferen. De beveiligers kijken naar elkaar, al even verward. Vader fronst. Owen houdt nieuwsgierig zijn hoofd schuin.
Maar ze raaskalt niet. Het zijn echte woorden.
Wat hij zegt klopt niet. Dat is wat Serena zei. In onze geheimtaal.
Zonder weg te kijken van Lowe, vraag ik: ‘Wat klopt er niet?’
‘Dat ik niet kan transformeren.’
Ik snap het niet meteen. Maar dan zie ik beweging vanuit mijn ooghoek. Haar hand. Nee, haar vingers.
Ineens zijn haar nagels lang.
Onnatuurlijk lang.
Nieuw lang.
Ik haal diep adem. Mijn gedachten schieten alle kanten op. ‘Goed dan, vader,’ zeg ik. Ik kijk Lowe indringend aan en hoop dat hij dit begrijpt. ‘Als u me toch gaat vermoorden, wil ik nog even iets zeggen tegen mijn partner.’
Ik slik moeizaam. Lowe staat een paar stappen van me af en in zijn ogen zie ik… Het is onmogelijk te beschrijven. Niet met woorden.
‘Lowe. Jij bent het beste wat me ooit is overkomen. En ik zou je nooit vragen om Ana boven mij te verkiezen.’ Mijn stem klinkt zacht, amper hoorbaar. ‘En als je ooit iemand boven haar verkiest, zou ik iets minder van je houden. Maar wanneer je haar weer ziet – want ik denk niet dat ik haar ooit nog zal zien – wil je haar dan iets vertellen namens mij? Zeg haar maar dat ze net zo irritant is als Glitter. En dat… dat ene wat ze niet kan? Daar moet ze niet om treuren. Want dat komt nog wel. En ik weet zeker dat ze het kan als ze een jaartje of vijfentwintig is.’
Lowe staart me verward aan, totdat het kwartje valt. Zijn ogen schieten van de mijne naar die van Serena, en ik zou willen dat ik genoeg tijd had om te genieten van hoe verkeerd, hoe vreselijk en hoe vreemd het is dat de twee mensen die alles voor me zijn elkaar onder deze belachelijke omstandigheden ontmoeten.
Ik hoop dat we hier op een dag met zijn drietjes om kunnen lachen. Ik hoop dat dit niet het einde is. Ik hoop dat, zelfs als ik er niet meer ben, zij er voor elkaar kunnen zijn. Ik hoop, ik hoop, ik hoop.
Serena knikt.
Lowe knikt.
Het begrip verbindt hen met elkaar.
‘Nu,’ fluistert Lowe.
Ineens stapt Owen naar voren. In een oogwenk is Lowe bevrijd uit zijn boeien en begint zijn lichaam te bewegen. Te vervormen. Samen te smelten en te veranderen en te transformeren. Ik kijk naar Serena en zie dat zij hetzelfde doet: de ideale afleiding, die niemand zag aankomen. Ook Vania niet. En ook vader niet.
‘Wat doen…’ Meer kan hij niet uitbrengen.
Want de ruimte wordt nu gevuld door twee grote, majestueuze wolven. Ik hoor het geluid van uiteengereten huid boven het geschreeuw uitkomen en kijk hoe de twee mensen van wie ik meer hou dan van wie of wat dan ook zich helemaal laten gaan.