Switch Mode
Home Bride Chapter 4

Chapter 4

HOOFDSTUK 4

HOOFDSTUK 4

 

 

 

 

Ze zeggen weleens dat je je vijanden meer moet koesteren dan je vrienden.

Wat een onzin.

 

 

 

 

Op wat sporadische, jeugdige onnozelheid na, betwijfel ik of een Vampyr de afgelopen eeuwen voet heeft gezet op Weerling-grondgebied.

Ik voelde het gisteren in mijn botten, terwijl mijn chauffeur langs de rivier reed. Die verdomde kat van Serena zat onrustig in de draagtas naast me, en ik wist dat ik vanaf nu volledig op mezelf was aangewezen. Bij de mensen was het net alsof ik in een ander land leefde, maar dit? Dit was net een ander heelal. Een heuse ruimtemissie.

Het huis waar ik naartoe werd gebracht, is gebouwd op een meer, omringd door stevige, knokige bomen aan drie kanten en een onbewogen wateroppervlak aan de andere kant. Geen grotten en niets ondergronds, wat ik wel zou hebben verwacht van een soort die verwant is aan de wolven. Toch heeft het alsnog iets vreemds, met de warme materialen en grote raampartijen. Alsof de Weerlingen hebben samengewerkt met het landschap en samen besloten om iets moois te bouwen. Het is een schril contrast, zeker nadat ik de afgelopen zes weken heen en weer heb gereisd tussen het steriele Vampyr-gebied en de drukte van de mensen. Het gaat lastig worden om het zonlicht hier te vermijden, en het feit dat de temperatuur hier een stuk lager wordt gehouden dan comfortabel is voor Vampyren, is ook niet bepaald ideaal. Daar kan ik echter wel mee omgaan. Waar ik me echt voor moest schrap zetten, was iets heel anders…

In mijn derde jaar als Onderpand, tijdens een diplomatiek diner, werd ik voorgesteld aan een oudere dame. Ze droeg een glitterjurk en toen ze haar hand optilde om in mijn wangen te knijpen, zag ik dat haar antieke armband was gemaakt van beeldschone parels in een bijzondere vorm.

Het waren hoektanden. Getrokken uit de monden van dode Vampyren. Of levende, ik zou het niet weten.

Ik heb niet geschreeuwd, niet gehuild en ik heb die graftak niet aangevallen. Ik was verlamd, niet in staat om de rest van de avond nog normaal te functioneren. Pas toen ik thuiskwam en het aan Serena vertelde, kon ik verwerken wat er was gebeurd. Zij was woedend, namens mij, en eiste dat de dienstdoende voogd beloofde dat ik nooit meer naar een soortgelijk evenement zou hoeven gaan.

Dat moest ik natuurlijk wel. Heel, heel vaak, en ik heb bijzonder veel mensen ontmoet die zich net zo gedroegen als die uitgedoste trut. Want de armbanden, de kettingen, de buisjes met bloed, waren simpelweg bedoeld om een signaal af te geven. Een vertoon van onvrede over een samenwerking die, hoewel lang geleden ontstaan, voor grote delen van de bevolking nog steeds controversieel was.

Ik verwachtte iets ergers van de Weerlingen. Het zou me niets verbazen als ze vijf Vampyren gespietst in de tuin zouden zetten, waar ze langzaam konden doodbloeden. Maar dat was niet het geval. Ik zag alleen een paar platanen en hoorde de konijnachtige, snelle hartslag van mijn nieuwe vriend Alex.

O, Alex.

‘Ik weet dat ik zei dat dit huis van Lowe is, maar hij is de alfa. Dat betekent dat het een komen en gaan is van roedelleden, en zijn vertrouwelingen die in de buurt wonen zijn, eh, praktisch altijd hier,’ zegt hij, terwijl hij met me door de keuken loopt. Hij is jong en schattig en draagt een bruine broek met een onwaarschijnlijke hoeveelheid zakken. Toen ik eerder vandaag Juno zag, wilde ze me duidelijk onder een enorm vergrootglas zetten om me levend te verbranden, maar Alex vindt het simpelweg doodeng om een Vampyr haar nieuwe verblijf te laten zien. En toch doet hij wat van hem is gevraagd. Hij strijkt met een hand door zijn blonde haren en vertelt me: ‘Er is, eh, gesuggereerd dat je misschien je, eh… spullen wilt bewaren in de andere koelkast daar. Dus als je alsjeblieft… Als het mogelijk is… Als het niet te veel moeite is…’

Ik verlos hem uit zijn lijden. ‘Ik moet mijn smerige bloedzakken niet naast de mayo bewaren. Begrepen.’

‘Ja, dank je wel.’ Hij zakt bijna in elkaar van opluchting. ‘En, eh, er zijn geen bloedbanken voor Vampyren in de buurt, want, nou ja…’

‘Alle Vampyren die zich hier wagen worden in een mum van tijd vermoord?’

‘Precies. Wacht, nee. Nee, dat is niet wat ik…’

‘Ik maakte maar een grapje.’

‘O.’ Hij lijkt net op tijd te herstellen voordat hij een hartaanval krijgt. ‘Dus er zijn geen bloedbanken en je kunt uiteraard niet zomaar ons gebied in en uit…’

‘Niet?’ Ik hap naar adem en voel me meteen schuldig wanneer hij een stap achteruit zet en aan zijn halsband trekt. ‘Sorry. Nog een grapje.’ Ik zou willen dat ik geruststellend naar hem kon glimlachen, zonder eruit te zien alsof ik alles wat hem lief is ga verslinden.

‘Heb je, eh… voorkeuren?’

‘Voorkeuren?’

‘Zoals… AB of O-negatief of…’

‘Ah.’ Ik schud mijn hoofd. Het is een veelvoorkomend misverstand, maar koud bloed heeft bijna geen smaak en de enige dingen die de smaak beïnvloeden, zijn zaken waardoor mensen niet meer mogen doneren. Ziekten, vooral.

‘En wanneer moet je je…’

‘Voeden? Eén keer per dag. Meer als het heel warm is. Hitte maakt ons hongerig.’ Hij lijkt misselijk te worden bij de gedachte aan bloed – misselijker dan ik had verwacht van iemand die in een wolf kan veranderen en tientallen konijntjes tegelijk verslindt. Ik loop weer even weg om hem de tijd te geven om zich te herpakken, terwijl ik de stenen muur en de open haard in me opneem. Ondanks de kilte is er iets aan dit huis wat gewoon klopt. Alsof het hier hoort, opgebouwd tussen de bomen en het water.

Het is waarschijnlijk het mooiste huis waarin ik ooit heb gewoond. Niet slecht, want er is zeker ook een kans dat ik hier mijn laatste adem zal uitblazen.

‘Ben jij een van zijn vertrouwelingen?’ vaag ik aan Alex, terwijl ik de golven die tegen de pier slaan de rug toekeer. ‘Van Mo… van Lowe, bedoel ik.’

‘Nee.’ Hij is jonger, vriendelijker dan Juno. Niet zo defensief en zakelijk, maar wel een stuk meer gespannen. Ik heb hem al drie keer met tot spleetjes geknepen ogen naar mijn puntoren zien staren. ‘Ludwig is… De vertrouweling van mijn groep is iemand anders.’

Zijn wat? ‘Hoeveel vertrouwelingen heeft Lowe?’

‘Twaalf.’ Hij valt even stil en staart naar zijn voeten. ‘Elf, technisch gezien, nu Gabrielle is weggestuurd naar…’

Gabrielle. Ik sla de naam op voor later. God, is dat zijn metgezel? Was ze zijn echtgenote én zijn vertrouweling?

Alex schraapt zijn keel. ‘Gabrielle zal worden vervangen.’

‘Door jou?’

‘Nee, ik zou nooit… En ik kom niet uit haar groep. Het moet iemand zijn die…’ Hij wrijft over zijn nek en valt stil. Jammer.

‘Wonen er mensen in de buurt?’ vraag ik.

‘Ja, maar “in de buurt” betekent voor ons iets anders. Omdat we…’

‘In een wolf kunnen transformeren?’

‘Nee. Nou, jawel, maar…’ Zijn wangen krijgen een olijfkleurige tint. God, volgens mij is hij aan het blozen. Natuurlijk blozen ze groen. ‘Van gedaante veranderen. Zo noemen we het. We worden niets anders. We wisselen gewoon af tussen twee verschillende instellingen.’

Deze keer glimlach ik wel, met mijn lippen gesloten. ‘Heerlijk, die programmeer-verwijzingen.’

‘Hou je van technologie?’

‘Ik hou van wat technologie allemaal kan.’ Ik leun tegen het aanrecht. Ik heb jaren bij de mensen gewoond en snap alsnog niet dat huizen enorme kamers hebben alleen maar voor het klaarmaken van voedsel. ‘Dus als jullie je wolf-gedaante aannemen, denken jullie dan nog hetzelfde? Verandert je brein met je mee?’

Daar denkt Alex even over ja. ‘Ja en nee. Sommige instincten krijgen de overhand, meer dan normaal. De drang om te jagen is bijvoorbeeld bijzonder sterk. Om een geurspoor te achtervolgen, een vijand op te sporen. Daarom kun je waarschijnlijk beter niet in je eentje op pad om…’

‘Midden in de nacht te gaan skinnydippen?’

Hij kijkt weg. Hij is best schattig. Ik krijg bijna zin om zijn veters voor hem te strikken en een pleister op zijn geschaafde knie te plakken. ‘Kun jij… Waarschijnlijk is het onzin, maar ik wil het toch even zeker weten…’ Hij kijkt naar de grond. ‘Vampyren kunnen het niet, toch?’

Ik hou mijn hoofd schuin en kijk hem aan. ‘Wat niet?’

‘In dieren transformeren. Niet dat ik in die vleermuis-verhalen geloof, maar ik wil het even checken voor het geval dat je wegvliegt en…’

Alex en Ana zouden het goed met elkaar kunnen vinden. ‘Nee, ik kan niet in een vleermuis veranderen. Zou wel leuk zijn.’

‘Oké, mooi.’ Hij lijkt bijzonder opgelucht. Ik besluit om daar mijn voordeel mee te doen. Ik doe net of ik me onwijs op mijn gemak voel en licht geïnteresseerd ben in mijn omgeving, en vraag terloops: ‘Kun je wanneer je maar wilt in een wolf transformeren? Of is dat gedoe over de vollemaan niet meer dan een gerucht?’

‘Dat hangt ervan af, denk ik.’

‘Waarvan?’

‘Van hoe krachtig een Weerling is. Zelf bepalen wanneer je transformeert, is een teken van dominantie. Net als transformatie vermijden tijdens vollemaan.’

Ik weet niet wat me bezielt wanneer ik vraag: ‘En Lowe? Is hij krachtig?’

Alex lacht verbaasd. ‘Hij is de sterkste Weerling die ik ooit heb gezien. En die mijn grootvader ooit heeft gezien. En hij heeft veel alfa’s de revue zien passeren.’

‘O.’ Ik pak een lepel. Of een spatel. Ik kan ze nooit uit elkaar houden. ‘Is hij krachtig omdat hij kan transformeren wanneer hij maar wil?’

Alex fronst. ‘Nee. Dat maakt gewoon deel uit van wie hij is, maar… iedereen wist dat hij een alfa zou kunnen worden.’ Ik zie pretlichtjes in zijn ogen verschijnen. Hij is duidelijk fan. ‘Hij kon het snelste rennen en het beste spoorzoeken en zelfs zijn geur was goed. Daarom heeft Roscoe hem weggestuurd.’

‘Geen domme zet, aangezien Lowe uiteindelijk Roscoe heeft vermoord.’

Alex knippert met zijn ogen. ‘Hij heeft hem niet vermoord. Hij heeft hem uitgedaagd en tijdens dat proces is Roscoe overleden.’

Er zijn vast culturele nuances die me hier ontgaan. Bovendien was Roscoe, laten we eerlijk zijn, een bloeddorstige sadist. Het lijkt me geen groot verlies en dus vraag ik maar niet door. ‘Is mijn huisgenoot Lowe meestal weg overdag?’ Het is een uur of zes, maar ik hoor niemand rondlopen. Misschien vermijdt Moreland het huis wel omdat mijn stank hier nu hangt? Ik ben in bad geweest toen ik wakker werd en heb lang in het water liggen weken. Het is niet veel, maar wel iets. ‘En Ana?’

‘Ana is bij Juno.’ Alex haalt zijn schouders op. ‘Lowe is druk bezig met de gevolgen van de sabotage van vanochtend en…’

Ik hou mijn hoofd schuin en maak daarmee een fout: ik toon te veel interesse. Alex zet een stap naar achteren en schraapt zijn keel. ‘Nee, sorry, ze zijn aan het hardlopen,’ zegt hij. Hij is de slechtste leugenaar die ik ooit heb ontmoet. Even voel ik de behoefte om hem een schouderklopje te geven, te zeggen dat hij het supergoed doet en dat hij niet naar de hel zal gaan omdat hij van alles uit zijn duim zuigt.

Maar in plaats daarvan besluit ik hem extra onder druk te zetten. ‘Heb je weleens mensen in dit huis gezien?’

‘Mensen?’ Hij fronst. ‘Zoals wie dan?’

Ik zie het gezicht van Serena voor me. Ze rolt met haar ogen omdat ik een heelal-shirt draag dat ik gratis heb gekregen toen ik een lavalamp kocht. Wie draagt nou zoiets, Misery? Nee… wie koopt er nou een lavalamp?

‘Gewoon, een mens.’ Ik haal gewiekst mijn schouders op. ‘Ik was gewoon nieuwsgierig.’

Volgens mij trapt hij er niet in. ‘Ik heb nog nooit een mens in Weerling-gebied gezien.’ Hij kijkt me vol argwaan aan. Ik heb mijn hand overspeeld. ‘En dit is het huis van de alfa. Een plek waar Weerlingen zich veilig kunnen voelen.’

‘Alleen woon ik er nu.’ Ik frunnik aan mijn zilveren trouwring: een gewoonte die ik binnen vierentwintig uur heb aangeleerd. Ik ben nooit fan geweest van sieraden, maar misschien hou ik deze wel als ik Serena heb gevonden en dit voorbij is. Of misschien koop ik zo’n stemmingsring die denkt dat Vampyren altijd depri zijn vanwege onze lage lichaamstemperatuur. ‘Hoe kan dat?’

‘Eh, wat bedoel je?’

‘Het verbaast me gewoon dat ik hier van Lowe mag wonen.’

‘Jullie zijn getrouwd.’

‘Ja, maar niet uit liefde. Lowe en ik hebben elkaar niet ontmoet tijdens een vakantie op de Caraïben, en we zijn niet verliefd geworden tijdens het halen van ons duikbrevet.’

‘Dit heeft niets met liefde te maken.’

Ik trek een wenkbrauw op.

‘Dat jij bij hem woont, is een kwestie van bescherming. Een verbintenis aangaan. Een boodschap afgeven. Iedereen weet dat je niet zijn echte echtgenote of metgezel bent.’

Ah ja, de befaamde metgezel. Die waarschijnlijk in dit huis woonde. Ik knik, maar ik snap het niet helemaal. Maar goed, ik snap mensen of Vampyren ook niet. De Weerlingen zullen wel zo hun redenen hebben.

Net als ik.

‘Dus ik moet niet in mijn eentje op pad gaan, maar in huis kan ik gaan en staan waar ik wil?’

Ik zie dat Alex zijn schouders ontspant wanneer ik van onderwerp verander. ‘Zeker. Behalve de kamers van Lowe en Ana, denk ik. En zijn kantoor.’

‘Natuurlijk.’ Ik glimlach flauwtjes. Zonder hoektanden. ‘En waar is het kantoor?’

Hij wijst naar de gang achter me. ‘Links en dan rechts.’

‘Super. Ik hoop maar dat ik niet verdwaal.’ Ik haal achteloos mijn schouders op en vertel mijn eerste leugen: ‘Ik heb geen goed richtingsgevoel.’

 

*

 

Toen ik voor het eerst online zocht op L.E. Moreland, vond ik twee dingen: een verloren GeoCities-website waarop een inactieve makelaar werd aangeprezen, en een oneindig grote leegte.

En dus zocht ik opnieuw, zoals bij een pentest: zonder rekening te houden met deuren. Ik sprong hier en daar over een hek, glipte tussen poortjes door en maakte misbruik van het feit dat sommige mensen zo dom waren geweest om hun ramen half open te laten staan.

Toen ontdekte ik dat wijlen Leopold Eric Moreland, die vredig in zijn bed overleed in 1999, voorheen een overeenkomst zonder tussenkomst van het recht had gesloten voor nalatigheid tijdens zijn werkzaamheden als zaakwaarnemer, en geobsedeerd was door yorkshireterriërs.

En verder niets.

Ik besloot het anders aan te pakken. En toen ik mijn zoektocht hervatte, werd er minder door open deuren geslopen en pakte ik gewoon de sloophamer erbij. Achteraf gezien ging ik te roekeloos te werk. Maar ik raakte gefrustreerd omdat ik – niet lullig bedoeld naar mijn dierenliefhebbende-maar-slordige-werknemer Leopold – geen fatsoenlijke gegevens kon vinden van L.E. Moreland.

Met één uitzondering.

In de krochten van een server van mensen met banden met het kantoor van de gouverneur, verborgen in een memo die was beveiligd met een bizarre hoeveelheid wachtwoorden, ontdekte ik een uitwisseling over een overleg dat een paar weken geleden had plaatsgevonden. Rond de tijd dat die trut van een Serena niet kwam opdagen om samen de was te doen.

Lowe Moreland en M. Garcia zullen naar verwachting aanwezig zijn, stond er. De beveiliging zal worden aangescherpt.

Ik hou van gegevens en getallen en zaken nalopen met logica en draaitabellen. Ik vertrouw nooit op mijn intuïtie, maar op dat moment wist ik – ik wíst het gewoon – dat ik op het goede spoor zat. Dat Lowe Moreland iets te maken had met de verdwijning van Serena.

Ik besloot om vierentwintig uur per dag naar hem te zoeken. Ik nam vrij van mijn werk. Vroeg mensen om hulp. Staarde naar beveiligingsbeelden. Struinde het darkweb af, wat nog minder leuk is dan het klinkt. Na een aantal weken ontdekte ik één ding over Lowe Moreland: de persoon die zijn digitale voetafdruk moest wissen, is bijna net zo goed als ik.

En ik ben verdomd goed.

Zodra ik van vader hoorde dat Lowe een Weerling was, begreep ik eindelijk waarom iedereen zo geheimzinnig deed. Hun firewalls zijn altijd uitstekend, hun netwerken onmogelijk te hacken. Als ik de persoon ontmoet die daar verantwoordelijk voor is, weet ik niet of ik ga fangirlen of de aanval inzet. Maar nu ik door Lowe’s prachtige huis loop, dat nog groter is dan ik dacht, weet ik dat het geen probleem meer zal vormen. Want hoewel er meerdere dingen zijn die me op afstand niet gaan lukken, is dat geen enkel probleem meer als ik fysiek achter de computer kan gaan zitten. En als ik eenmaal binnen ben, ga ik elk document en elke uitwisseling tussen de Weerlingen na, en ik zal Serena vinden en dan…

En dan?

Wat is het plan? zou Serena me vragen als ze hier was, ook al werkten de plannetjes waar ze op broedde nooit. Ze vond dingen organiseren leuker dan diezelfde dingen daadwerkelijk doen, en ik voel een steek in mijn normaal zo kille hart bij de gedachte dat ik haar daar niet mee kan plagen.

Ik heb geen plan. Het enige wat ik weet, is dat de enige persoon om wie ik ooit gaf, is verdwenen. En misschien is het een beetje amateuristisch van me dat ik nu door half verlichte gangen loop in de hoop dat ik een whiteboard ga vinden met daarop een lijst van mensen die Lowe heeft laten verdwijnen. Ik hoop wanhopig iets te vinden, wat dan ook, maar weet ook dat het heel goed mogelijk is dat dit me helemaal niets gaat opleveren.

Ik word er een beetje misselijk van.

‘Daar is ze dan.’

Geschrokken spring ik op. Het goede nieuws is dat Lowe niet eerder is thuisgekomen van iets wat absoluut niet hardlopen was en zijn riekende Vampyr-bruid aantreft in zijn kantoor, terwijl ze net doet alsof ze dacht dat het de linnenkast was.

Het slechte nieuws is…

‘Je bent echt beeldschoon, of niet soms?’ zegt de Weerling.

Hij is jonger dan ik, misschien een jaar of achttien. Als hij dichterbij komt, probeer ik hem te plaatsen. Ik vraag me af of ik zijn korte, slanke lijf en kromme neus herken van de ceremonie. Maar daar was hij niet. En ik denk dat hij mij nu ook voor het eerst ziet.

‘Ik wist niet dat Vampyren mooi konden zijn.’ Zijn woorden zijn allesbehalve een compliment. Hij probeert me niet te versieren en me ook geen angst in te boezemen. Hij meldt gewoon een simpel feit, gevolgd door nog een stap in mijn richting, en ik ben me er ineens heel erg van bewust dat ik aan het einde van een gang sta. Hij staat tussen mij en de uitgang.

‘Wie ben jij?’

‘Max,’ zegt hij, zonder verder uit te wijden. Iets aan hem komt afwezig over, bijna leeg. Gedesoriënteerd. Alsof hij eigenlijk wilde gaan zwemmen in het meer, maar op de een of andere manier hier is beland. ‘Ik vraag me af of Lowe het fijn vindt om jou te zien. Omdat je zo mooi bent,’ mompelt hij bedeesd.

‘Dat betwijfel ik.’ Ik wil meer afstand nemen van Max, maar de enige ruimte die binnen bereik is, is het kantoor van Lowe en dat zit op slot. Ik kijk om me heen, op zoek naar een andere ontsnappingsroute, maar ik zie alleen een bijzonder matig schilderij van een giraffe.

Misschien zal het zo’n vaart niet lopen.

‘Of misschien haat hij je omdat jij hem dwingt om het zich te herinneren.’

‘Wat dan?’ Dit gaat niet goed. ‘Ik wil je niet laten schrikken, maar vind je het goed als ik langs je…’

‘Om zich te herinneren wat jouw volk hem heeft afgenomen. Bijna net zoveel als ze van mij hebben afgenomen. En toch sluit hij een verbond met ze, als een vuile verrader. Hij is met jou getrouwd en zei dat je niets mag overkomen.’ Max strijkt met een hand door zijn donkere haren en schudt dan zijn hoofd, een schijnbaar ongelovige uitdrukking op zijn gezicht. Hij lijkt zo verloren dat ik mijn ongemak even vergeet en vraag:

‘Gaat het wel?’

Ik zie een scherpe blik in zijn ogen verschijnen. ‘Dat is toch onmogelijk?’ Hij zet nog een stap en drukt me bijna tegen de muur. De geur van zijn bloed overweldigt me: heet, onprettig. Zijn hartslag klopt in mijn oren. Luid, onmogelijk snel. ‘Hoe kan het goed met mij gaan wanneer jij hier bent, in het huis van mijn alfa, nadat jouw volk mijn familieleden heeft opgejaagd en hun gebalsemde hoofden aan hun muren heeft gehangen?’

Het deel van mij dat ooit veertien jaar oud was en bijna werd neergestoken door een anti-Vampyr-activist die zich voordeed als gasmonteur neemt het over. ‘Dan staan we quitte, aangezien jouw volk wijn heeft gemaakt van het bloed van het mijne en dat vermengt met veevoer.’ Ik steek een hand in mijn broekzak, hopend dat ik daar een wapen zal aantreffen. Een sleutel, een tandenstoker, een pluisje misschien. Niets.

Shit.

‘Vertel eens.’ Hij komt dichterbij. Ik dwing mezelf om geen duimbreed te wijken. ‘Leeft je vader nog?’

‘Voor zover ik weet wel.’

‘De mijne niet. En mijn zus ook niet.’ Zijn groene ogen zijn fel en glazig. ‘Ze is vermoord toen ik negen was terwijl ze patrouilleerde langs een grens in het noordoosten waar de Vampyren soms voor de lol oversteken. Ze is gestorven terwijl ze mij en de andere Weerling-kinderen probeerde te beschermen, en…’ De woorden blijven steken in zijn keel. Even word ik overspoeld door een golf van medelijden. Mijn hart doet pijn en voelt zwaar door de zekerheid dat hij in tranen gaat uitbarsten.

Maar ik heb hem verkeerd ingeschat en besef dat te laat.

Hij snelt op me af in een plotselinge explosie van woeste energie. De klap van zijn lichaam dat het mijne raakt, ontneemt me de adem – heel even maar. Hij is een mannelijke Weerling en is veel sterker, maar ik ben gewend dat mensen me willen vermoorden, en wanneer zijn hand mijn pols vastpakt, weten mijn spieren dankzij alle uren training die ik heb gevolgd precies wat ze moeten doen. Ik ram mijn knie in zijn kruis en hij begint te jammeren. Ik gebruik die afleiding om hem van me af te duwen. Het is niet gemakkelijk en het doet pijn, maar tegen de tijd dat ik weer kan ademhalen, druk ik met mijn onderarm zijn keel richting de muur en zijn onze gezichten slechts enkele centimeters van elkaar verwijderd.

Ik wil hem geen pijn doen. Ik ga hem geen pijn doen, ook al scheldt hij me helemaal verrot. ‘Ik maak je af’ en ‘Moordenaar’ en ‘Vuile bloedzuiger.’

Dus ik beweeg mijn bovenlip omhoog en ontbloot mijn hoektanden.

Het gegrom in zijn keel zwakt af tot een angstig gejammer. Zijn ogen schieten naar de grond en zijn spieren ontspannen. Ik haal diep adem, controleer of hij niet net doet alsof, dat hij echt is gekalmeerd en me niet zal aanvallen zodra ik hem de rug toekeer, en…

Twee handen, een miljoen keer sterker dan die van Max, trekken me van hem af. Wat dan gebeurt, gaat te snel om echt te verwerken, maar nog geen seconde later ben ík degene die tegen de muur wordt geduwd. Mijn rug drukt tegen de lijst van het giraffe-schilderij en mijn voorkant tegen iets wat al net zo hard is, maar wel warm.

Wat de fuck, denk ik, of misschien zeg ik het wel hardop.

Ik weet het gewoon niet zeker. Want als ik mijn ogen open, zie ik alleen nog maar hoe Lowe Moreland me aanstaart.

Bride

Bride

Score 9.0
Status: Completed Type: Author: Ali Hazelwood Released: 2024 Native Language:
Romance
Bride is a standalone paranormal romance novel by Ali Hazelwood, known for her witty, emotionally rich stories. This book blends fantasy with romance, featuring a reluctant marriage between a human woman and an ancient vampire to prevent a war between humans and supernatural beings. As their forced union turns unexpectedly tender, secrets emerge that may reshape the fate of their world—and their hearts. Packed with passion, politics, and paranormal intrigue, Bride delivers a refreshing twist on vampire romance.