HOOFDSTUK 1
Het stormt al drie dagen lang onophoudelijk wanneer hij eindelijk terugkomt met een leider van de roedel van de Grote Kromming. Twee van zijn vertrouwelingen zijn al thuis, waar ze met een behoedzame uitdrukking op hun gezichten op hem wachten.
‘De Vampyr-vrouw… Ze heeft zich teruggetrokken.’
Hij gromt en veegt zijn gezicht droog. Slimme zet van d’r, denkt hij.
‘Maar ze hebben een vervanger gevonden,’ voegt Cal eraan toe, terwijl hij een crèmekleurige envelop op het aanrecht legt. ‘Alles staat hierin. Ze willen weten of je haar goedkeurt.’
‘We gaan verder volgens plan.
Cal lacht. Flor fronst. ‘Wil je niet kijken naar…’
‘Nee. Dit verandert niets.’
Ze zijn toch allemaal hetzelfde.
Zes weken voor de ceremonie
Vroeg op een donderdagavond komt ze ineens opdagen bij de start-up waar ik werk. De zon is al onder en alle medewerkers overwegen een moord te plegen.
Waarvan ik het slachtoffer ben.
Ik betwijfel of ik zoveel haat verdien, maar ik snap het wel. Daarom schop ik geen heisa wanneer ik na een korte meeting met mijn manager terug naar mijn bureau loop en zie hoe mijn niettang eraan toe is. Heus, het geeft niet. Ik werk bijna altijd vanaf huis en print vrijwel nooit iets uit. Wat boeit het als iemand er vogelpoep op heeft gesmeerd?
‘Vat het niet persoonlijk op, Missy.’ Pierce leunt tegen het schot dat onze bureaus van elkaar scheidt. Zijn glimlach is niet zozeer die van een bezorgde vriend, maar eerder van een gladde tweedehandsautoverkoper. Zelfs zijn bloed ruikt naar olie.
‘Doe ik niet.’ De goedkeuring van anderen is een krachtige drug. Gelukkig heb ik nooit de kans gekregen om verslaafd te raken. Als ik érgens goed in ben, is het wel in het verklaren van de haat die anderen voor me voelen. Ik heb net zoveel oefening gehad als een muzikaal wonderkind, onophoudelijk vanaf mijn jeugd.
‘Geen reden om je extra in het zweet te werken.’
‘Doe ik niet.’ Al zou ik het willen. Ik heb letterlijk geen zweetklieren.
‘En luister niet naar Walker. Hij zei niet wat je dacht dat hij zei.’
Ik weet vrij zeker dat hij ‘goor teringwijf’ en niet ‘koffie om een uur of vijf’ schreeuwde vanaf de andere kant van de vergaderruimte, maar wie zal het zeggen?
‘Het hoort er nou eenmaal bij. Jij zou ook kwaad zijn als iemand een test deed om de firewall te omzeilen waar je al weken aan werkt en daarin slaagt binnen, wat was het, een uurtje?’
Het was eerder een minuut of twintig, inclusief de pauze die ik halverwege nam nadat ik ontdekte dat ik dit systeem met gemak omver kon blazen. Ik heb online nog gezocht naar een nieuwe wasmand omdat die rotkat van Serena altijd in mijn oude ligt te slapen wanneer ik de was moet doen. Ik heb haar een foto van de bon gestuurd, met de tekst Ik krijg nog zestien dollar van jou en je kat. Toen wachtte ik op een reactie, zoals ik altijd doe.
Die kwam niet. Had ik ook niet verwacht.
‘Ze komen er wel overheen.’ Pierce weet van geen ophouden. ‘En hé, je neemt nooit lunch mee, dus je hoeft niet bang te zijn dat iemand in je broodtrommel tuft.’ Hij barst in lachen uit. Ik zet mijn monitor aan in de hoop dat hij me nu met rust zal laten. Die hoop was duidelijk tevergeefs. ‘Eerlijk gezegd is het een beetje je eigen schuld. Als je meer contact zocht… Kijk, ik snap wel dat je een einzelgänger bent. Je bent mysterieus en stilletjes. Maar op sommigen komt dat arrogant over, alsof je denkt dat je beter bent dan wij. Als je nou eens je best deed om…’
‘Misery.’
Als ik mijn naam hoor – mijn echte naam – voel ik één bijzonder domme seconde lang opluchting dat dit gesprek wordt afgebroken. Dan strek ik mijn nek en zie ik de vrouw aan de andere kant van het scherm, tussen de bureaus. Haar gezicht komt me ergens bekend voor, net als haar zwarte haren, maar pas als ik me concentreer op haar hartslag kan ik haar plaatsen. Haar hart is traag zoals alleen dat van een Vampyr kan zijn en…
O.
Shit.
‘Vania?’
‘Jij bent ook niet gemakkelijk te vinden,’ zegt ze met haar zachte, melodische stem. Even overweeg ik om mijn hoofd tegen het toetsenbord te rammen, maar uiteindelijk besluit ik toch maar om rustig antwoord te geven.
‘Dat is ook de bedoeling.’
‘Ik dacht al zoiets.’
Ik masseer mijn slapen. Wat een dag. Wat een enorme rotdag. ‘En toch heb je me gevonden.’
‘En toch heb ik je gevonden.’
‘Hallo daar.’ De glimlach van Pierce wordt nog een tikkeltje slijmeriger wanneer hij naar Vania gluurt. Zijn ogen beginnen bij haar hoge hakken, langs de rechte lijnen van haar donkere jumpsuit en stoppen rond haar volle boezem. Ik kan geen gedachten lezen, maar hij denkt zo hard ‘milf’ dat ik daar geen moeite voor hoef te doen. ‘Ben je bevriend met Missy?’
‘Zo zou je het kunnen zeggen, ja. Van kinds af aan.’
‘O mijn god. Wat voor iemand was de kleine Missy? Vertel!’
Ik zie een flauwe glimlach op Vania’s gezicht verschijnen. ‘Ze was… vreemd. En lastig. Hoewel ze vaak goed van pas kwam.’
‘Wacht, zijn jullie familie van elkaar?’
‘Nee. Ik ben de rechterhand van haar vader, hoofd van zijn wacht,’ zegt ze, terwijl ze naar me kijkt. ‘En ze is opgeroepen.’
Ik recht mijn rug. ‘Waar?’
‘Het Nest.’
Dit is niet zeldzaam, het is… ongekend. Op sporadische belletjes en nog sporadischere afspraken met Owen na, heb ik al jaren geen andere Vampyr meer gesproken. Omdat niemand contact heeft gezocht.
Eigenlijk moet ik Vania vertellen om op te rotten. Ik ben geen kind meer dat ze ertoe kan dwingen om terug te gaan naar mijn vader met de verwachting dat hij en de rest van mijn volk zich niet als enorme klootzakken zullen gedragen. Dat is een zinloze opgave en dat weet ik als geen ander. Maar blijkbaar vergeet ik dat door deze halfbakken ouverture, want ik hoor mezelf vragen: ‘Waarom?’
‘Kom maar mee, dan ontdek je het vanzelf.’ De glimlach van Vania is niet terug te zien in haar ogen. Ik knijp de mijne tot spleetjes, alsof het antwoord van haar gezicht is af te lezen. Ondertussen herinnert Pierce ons aan het vervelende feit dat hij ook nog bestaat.
‘Dames. Rechterhand? Opgeroepen?’ Hij lacht, hard en irritant. Ik wil hem een mep verkopen, maar ik begin me ergens een beetje zorgen te maken over deze idioot. ‘Houden jullie van larpen of…’
Eindelijk houdt hij zijn mond. Want als Vania hem aankijkt, is de paarse kleur van haar ogen op geen enkele manier meer te verbloemen. Net als haar lange, smetteloos witte tanden die glinsteren onder de tl-lampen.
‘J-jij…’ Pierce kijkt een aantal seconden van mij naar Vania, terwijl hij onverstaanbaar mompelt.
Dat is het moment waarop Vania besluit om mijn leven te verwoesten en haar tanden naar hem te ontbloten.
Ik slaak een zucht en knijp in mijn neusbrug.
Pierce draait zich razendsnel om en sprint voorbij mijn bureau, terwijl hij een pot met een treurvijg erin omvergooit. ‘Vampyr! Vampyr! Er staat een… We worden aangevallen door een Vampyr! Bel het Bureau, bel…’
Vania pakt een gelamineerd kaartje met het logo van het Bureau voor de betrekkingen tussen mensen en Vampyren: het kaartje dat haar diplomatische immuniteit schenkt in menselijk gebied. Maar niemand neemt de tijd om ernaar te kijken: er is paniek ontstaan op kantoor, de meeste van mijn collega’s rennen gillend de noodtrap af en lopen elkaar onder de voet om bij de dichtstbijzijnde uitgang te komen. Ik zie Walker uit de toiletten snellen, met een stuk wc-papier nog in zijn broek, en voel mijn schouders omlaagzakken.
‘Ik was dol op deze baan,’ zeg ik tegen Vania, terwijl ik de ingelijste polaroid van mij en Serena pak en gelaten in mijn tas prop. ‘Het was gemakkelijk. Ze geloofden mijn smoesje dat ik last heb van een ritmestoornis en lieten me ’s nachts werken.’
‘Het spijt me,’ zegt ze zonder ook maar een greintje spijt. ‘Kom met mij mee.’
Eigenlijk moet ik haar vertellen dat ze kan opflikkeren, en dat ga ik ook doen. Maar nu laat ik me leiden door mijn nieuwsgierigheid en volg ik haar naar buiten, terwijl ik onderweg de arme vijgenplant weer rechtop zet.
*
Het Nest is nog steeds het grootste gebouw in het noorden van de Stad en wellicht ook het opvallendste: een bloedrode fundering die zich tientallen meters lang uitstrekt onder de grond, met daarop een wolkenkrabber van spiegelglas die tot leven komt rond zonsondergang en weer in slaap sukkelt in de vroege ochtenduurtjes.
Ik heb Serena ooit een keer meegenomen hierheen, toen ze het hart van het Vampyr-gebied wilde zien. Ze staarde er met open mond naar, diep onder de indruk van de strakke lijnen en het ultramoderne ontwerp. Ze had waarschijnlijk kroonluchters verwacht, de lijken van onze vijanden hangend aan het plafond terwijl hun bloed tot op de laatste druppel uit hun aderen werd onttrokken. Schilderijen van vleermuizen, als eerbetoon aan onze gevleugelde Chiroptera-voorouders. Doodskisten, gewoon omdat het kan.
‘Het is mooi. Ik had gewoon gedacht dat het wat… stoerder zou zijn?’ mompelde ze, totaal niet geïntimideerd door het feit dat ze de enige mens was in een lift vol Vampyren. De herinnering tovert jaren later nog steeds een glimlach op mijn gezicht.
Flexibele ruimtes, geautomatiseerde systemen, geïntegreerde hulpmiddelen: dat is de essentie van het Nest. Het is niet alleen het kroonjuweel van ons gebied, maar ook het centrum van onze gemeenschap. Een plek voor winkels en kantoren en benodigdheden, waar alles waar we eventueel behoefte aan hebben – van niet-spoedeisende gezondheidszorg tot een parkeervergunning tot vijf liter AB-positief bloed – gemakkelijk te verkrijgen is. Op de bovenste verdieping is ruimte gemaakt voor privévertrekken. Een aantal daarvan is gekocht door de invloedrijkste families van onze samenleving.
Voornamelijk die van mij.
‘Volg mij,’ zegt Vania als de deuren opengaan. Ik gehoorzaam haar, geflankeerd door twee in uniforms gehulde wachters die hier absoluut niet zijn om míj te beschermen. Ergens is het een flinke belediging dat ik word behandeld als een indringer op de plek waar ik ben geboren, zeker als we langs een muur lopen die volhangt met portretten van mijn voorouders. Ze veranderen door de eeuwen heen: van olieverf naar acryl naar foto’s, van grijs naar Kodachrome naar digitaal. Het enige wat hetzelfde blijft, zijn de gezichtsuitdrukkingen: afwezig, arrogant en, eerlijk gezegd, doodongelukkig. Macht blijkt behoorlijk ongezond te zijn.
Het portret van de enige Lark die ik zelf ooit heb ontmoet, hangt het dichtst bij vaders kantoor. Mijn grootvader was al oud en een tikkeltje dementerend toen Owen en ik werden geboren, en mijn levendigste herinnering aan hem is toen ik midden in de nacht wakker werd en hem in mijn slaapkamer zag staan. Hij wees naar me met trillende handen en schreeuwde in de Taal dat ik was voorbestemd om een afschuwelijke dood te sterven.
In alle eerlijkheid: hij had een punt.
‘Hierheen,’ zegt Vania, terwijl ze zachtjes op de deur klopt. ‘De raadsman wacht op je.’
Ik neem haar gezicht in me op. Vampyren zijn niet onsterfelijk: we worden oud, net als iedere andere soort, maar… shit. Ze ziet er geen dag ouder uit dan toen ze me naar de Onderpand-uitwisselingsceremonie bracht. Zeventien jaar geleden.
‘Heb je nog iets nodig?’
‘Nee.’ Ik pak de deurklink vast. Dan aarzel ik. ‘Is hij ziek?’
Dat lijkt Vania een grappige vraag te vinden. ‘Denk je dat hij jóú dan zou laten komen?’
Ik haal mijn schouders op. Ik kan geen enkele andere reden bedenken.
‘Waarvoor? Om samen een potje te janken? Om troost te putten uit jullie innige band? Je hebt te lang onder de mensen geleefd.’
‘Ik dacht meer dat hij misschien een nier nodig had, of zo.’
‘We zijn Vampyren, Misery. We handelen voor het welzijn van de meesten, of helemaal niet.’
Ze is al weg voordat ik met mijn ogen kan rollen of haar eindelijk flink de waarheid kan zeggen. Ik slaak een zucht, kijk naar de starre bewakers die ze heeft achtergelaten en loop het kantoor van mijn vader in.
Het eerste wat me opvalt zijn de twee muren vol ramen, en dat is precies wat vader wil. Ieder mens waar ik ooit mee heb gepraat, denkt dat Vampyren licht verafschuwen en van het duister houden, maar dat klopt totaal niet. De zon mag dan verboden voor ons zijn – altijd giftig en dodelijk in grote hoeveelheden – maar dat is precies de reden dat we er zo naar verlangen. Ramen zijn een luxe, want ze moeten absurd dure behandelingen ondergaan om alles uit het licht te filteren wat ons schade kan toebrengen. En zulke grote ramen als deze zijn de meest bombastische statussymbolen: een grote uitdragerij van macht en buitensporige rijkdom. En daar voorbij…
De rivier die de Stad verdeelt in het noorden en het zuiden: wij en zij. Slechts een tiental meters scheidt het Nest van het Weerling-gebied, maar de rivieroever staat vol met uitkijktorens, controlepunten en wachtposten, en wordt vierentwintig uur per dag, zeven dagen in de week in de gaten gehouden. Er is één brug, maar de toegang tot die brug wordt vanaf beide kanten nauwlettend bewaakt, en voor zover ik weet, is er sinds ruim vóór mijn geboorte al geen enkel voertuig meer overheen gereden. Daar voorbij zijn een paar beveiligde gebieden van de Weerlingen en het diepe groen van een eikenbos dat zich kilometers ver naar het zuiden uitstrekt.
Ik vond het altijd slim van hen om geen dorpen te bouwen naast een van de bloeddorstigste grenzen van het zuidwesten. Toen Owen en ik nog klein waren, voordat ik werd weggestuurd, hoorde vader dat we ons afvroegen waarom het hoofdkwartier van de Vampyren zo dicht bij onze dodelijkste vijanden was gebouwd. ‘Om nooit te vergeten,’ zei hij. ‘En om te herinneren.’
Ik weet het niet. Twintig jaar later vind ik het nog steeds behoorlijk verknipt.
‘Misery.’ Vader stopt met tikken op de touchscreen-monitor en staat op van achter zijn luxe mahoniehouten bureau. Ik zie geen glimlach om zijn lippen, maar zijn gezichtsuitdrukking is ook weer niet kil te noemen. ‘Fijn je hier weer te zien.’
‘Het is zeker… bijzonder.’ De afgelopen jaren zijn goed geweest voor Henry Lark. Ik kijk naar zijn lange lichaam, driehoekige gezicht en ver uit elkaar staande ogen, en word er opnieuw aan herinnerd hoeveel ik op hem lijk. Zijn blonde haar mag dan wat grijzer zijn, maar zit nog steeds perfect gekapt. Dat is nooit anders geweest, vader ziet er altijd uit om door een ringetje te halen. Vanavond mag hij de mouwen van zijn witte blouse dan hebben opgestroopt, maar zelfs dat heeft hij minutieus gedaan. Als hij me zo wil laten denken dat dit een ongedwongen gesprek is, heeft hij het mis.
Dat is precies de reden dat ik, wanneer hij naar de leren stoel voor zijn bureau wijst en zegt dat ik moet gaan zitten, besluit om tegen de deur aan te leunen.
‘Vania zegt dat u niet stervende bent.’ Ik probeer onbeleefd over te komen. Helaas klink ik vooral nieuwsgierig.
‘Ik ga ervan uit dat jij ook gezond bent.’ Hij glimlacht flauwtjes. ‘Hoe zijn de afgelopen zeven jaar voor je geweest?’
Er prijkt een prachtige antieke klok achter zijn hoofd. Ik zie acht seconden voorbij tikken voordat ik zeg: ‘Geweldig.’
‘Ja?’ Hij neemt me van top tot teen in zich op. ‘Doe ze uit, Misery. Straks denkt iemand nog dat je een mens bent.’
Hij heeft het over mijn bruine contactlenzen. Ik heb in de auto even overwogen om ze uit te doen, maar besloot ze lekker te laten zitten. Het probleem is dat er veel andere tekenen zijn dat ik bij de mensen heb gewoond, en de meeste daarvan zijn niet zo gemakkelijk weg te nemen. De scherpe tanden die ik elke week bot vijl, bijvoorbeeld, zullen hem niet zijn ontgaan. ‘Ik was aan het werk.’
‘Ah, ja. Vania zei al dat je een baan hebt. Iets met computers zeker?’
‘Zoiets.’
Hij knikt. ‘En hoe is het met je vriendinnetje? Weer veilig, neem ik aan?’
Ik verstijf. ‘Hoe wist u dat ze…’
‘O, Misery. Dacht je nou echt dat we jouw communicatie met Owen niet zouden afluisteren?’
Ik bal mijn vuisten achter mijn rug en overweeg om de deur achter me dicht te slaan en naar huis te gaan. Maar hij heeft me niet zomaar bij zich geroepen en ik wil weten wat er aan de hand is. Ik pak mijn telefoon uit mijn zak en, zodra ik tegenover vader zit, leg ik die met het scherm naar boven op zijn bureau.
Ik tik op de timer-app, zet hem op tien minuten en draai het schermpje naar hem toe. Dan leun ik achterover. ‘Wat doe ik hier?’
‘Ik heb mijn enige dochter jarenlang niet gezien.’ Hij perst zijn lippen op elkaar. ‘Is dat niet reden genoeg?’
‘U hebt nog negen minuten en drieënveertig seconden.’
‘Misery. Mijn kind.’ De Taal. ‘Waarom ben je boos op me?’
Ik trek een wenkbrauw op.
‘Je zou geen woede moeten voelen, maar trots. De juiste keuze is de keuze die zo veel mogelijk mensen gelukkig zal maken. En dankzij jou kon die keuze worden gemaakt.’
Ik hou hem kalmpjes in de gaten. Ik weet dat hij deze onzin daadwerkelijk gelooft. Dat hij zichzelf niet als de schurk ziet. ‘Negen minuten en tweeëntwintig seconden.’
Heel even lijkt hij oprecht verdrietig. Dan zegt hij: ‘Er gaat een bruiloft plaatsvinden.’
Ik schrik op. ‘Een bruiloft? Zoals van de mensen?’
‘Een huwelijksceremonie. Zoals de Vampyren vroeger hadden.’
‘Wie gaat er trouwen dan? Gaat u…’ Ik maak de zin niet af: de gedachte alleen al is belachelijk. Niet alleen bruiloften zijn al eeuwenlang achterhaald, maar ook het idee van lange relaties. Wat blijkt? Als je soort slecht is in het produceren van nageslacht, worden seksuele escapades en de zoektocht naar een op reproductief gebied geschikte partner belangrijker dan romantiek. Bovendien betwijfel ik of Vampyren ooit echt romantisch ingesteld zijn geweest. ‘Wie gaat er trouwen?’
Vader slaakt een zucht. ‘Dat staat nog niet vast.’
Dit bevalt me niets, totaal niet, maar ik weet nog niet waarom. Ik hoor iets in mijn oor, gefluister dat ik moet maken dat ik wegkom, maar net als ik wil opstaan, zegt vader: ‘Aangezien je ervoor hebt gekozen om bij de mensen te wonen, heb je hun nieuws vast meegekregen.’
‘Deels,’ lieg ik. We zouden oorlog kunnen voeren met Eurazië of op het punt staan om eenhoorns te klonen, en dan nog zou het volledig aan me voorbij zijn gegaan. Ik heb het druk gehad. Met zoeken. Verkennen. ‘Hoezo?’
‘De mensen hebben onlangs verkiezingen gehouden.’
Ik had geen flauw idee, maar ik knik toch. ‘Ben benieuwd hoe dat is.’ Zij worden niet geregeerd door een onaantastbare Raad waar maar een paar families lid van mogen worden en die van de ene op de andere generatie wordt overgedragen alsof het een peperduur theekopje met een barst erin is.
‘Niet ideaal. Arthur Davenport is niet herkozen.’
‘Gouverneur Davenport?’ De Stad is verdeeld tussen de plaatselijke Weerling-roedel en de Vampyren, maar de rest van de regio in het zuidwesten bestaat vrijwel geheel uit mensen. En de afgelopen decennia hebben ze Arthur Davenport verkozen als vertegenwoordiger, voor zover ik weet zonder enige aarzeling. Vuile klootzak. ‘Wie is de nieuwe?’
‘Een vrouw. Maddie Garcia is de toekomstige gouverneur. Haar termijn begint over een paar maanden.’
‘En u vindt haar…’ Hij moet wel een mening over haar hebben. Vaders samenwerking met gouverneur Davenport is de motor achter de vriendschappelijke relatie tussen onze volkeren.
Nou ja… Vriendschappelijk is misschien een te groot woord. De gemiddelde mens denkt nog steeds dat we dolgraag hun vee willen leegzuigen en hun geliefden willen hersenspoelen. De gemiddelde Vampyr vindt mensen nog steeds slimme, maar laffe wezens die er vooral goed in zijn om zich voort te planten en het universum te vullen met nog meer mensen. Het is niet alsof onze soorten contact zoeken, op een paar zeer beperkte, zeer kunstmatige diplomatieke evenementen na. Maar de tijd dat we elkaar in koelen bloede afslachtten, ligt alweer even achter ons en we hebben samen een verbond gesloten tegen de Weerlingen. Winst is winst, toch?
‘Ik heb er geen mening over,’ zegt hij onbewogen. ‘En daar zal binnenkort geen verandering in komen, want mevrouw Garcia heeft al mijn pogingen om een afspraak te maken afgewezen.’
‘Ah.’ Mevrouw Garcia is duidelijk een stuk slimmer dan ik.
‘Het is echter nog steeds mijn taak om de veiligheid van mijn volk te waarborgen. En zodra gouverneur Davenport is vertrokken, worden we mogelijk – naast de continue dreiging van de Weerlingen aan de zuidelijke grens – geconfronteerd met een nieuwe dreiging vanuit het noorden. Van de mensen.’
‘Ze zal heus niet op conflict uit zijn, vader.’ Ik pulk aan mijn nagellak. ‘Waarschijnlijk laat ze de huidige alliantie gewoon intact en maakt ze een einde aan de ceremoniële onzin…’
‘Haar team heeft ons verteld dat zodra haar ambtstermijn begint, er een einde zal komen aan het Onderpand-programma.’
Ik verstijf. En kijk dan langzaam op. ‘Wat?’
‘Er is ons formeel gevraagd om het menselijke Onderpand terug te sturen. En dan sturen zij het meisje terug dat momenteel dienstdoet als Vampyr-onderpand.’
‘De jongen,’ verbeter ik hem automatisch. Mijn vingertoppen zijn gevoelloos. ‘Het huidige Vampyr-onderpand is een jongen.’ Ik heb hem ooit ontmoet. Hij had donkere haren en fronste continu en zei: ‘Nee, dank u’ toen ik hem vroeg of hij hulp nodig had met het dragen van een enorme stapel boeken. Inmiddels is hij mogelijk net zo lang als ik.
‘Hoe dan ook, de ruil vindt volgende week plaats. De mensen hebben besloten om niet te wachten tot Maddie Garcia is beëdigd.’
‘Ik snap niet…’ Ik slik moeizaam. Herpak mezelf. ‘Het is beter zo. Het is een dom gebruik.’
‘Nee, het waarborgde meer dan honderd jaar lang de vrede tussen de Vampyren en de mensen.’
‘Ik vind het een tikkeltje wreed,’ zeg ik kalm. ‘U vraagt een kind van acht om alleen in vijandig gebied te gaan wonen als gijzelaar.’
‘“Gijzelaar” is zo’n grof, simplistisch woord.’
‘U houdt een mensenkind tien jaar vast als afschrikmiddel, in de wetenschap dat de Vampyren het kind direct zullen vermoorden als de mensen een loopje nemen met de voorwaarden van ons verbond. Dat lijkt me ook grof en simplistisch.’
Vader knijpt zijn ogen tot spleetjes. ‘Zo eenzijdig is het niet.’ Zijn stem klinkt feller. ‘De mensen krijgen een Vampyr-kind om dezelfde reden…’
‘Weet ik, vader.’ Ik leun naar voren. ‘Ik was het vorige Vampyr-onderpand, maar dat was u misschien alweer even vergeten.’
Het zou me niets verbazen, maar nee. Hij weet misschien niet meer hoe ik zijn hand probeerde vast te houden terwijl de gepantserde auto ons naar het noorden reed, of dat ik me probeerde te verstoppen achter Vania’s dij toen ik de vreemd gekleurde ogen van de mensen voor het eerst zag. Hij weet niet hoe het voelde om op te groeien in de wetenschap dat als het staakt-het-vuren tussen ons en de mensen werd beëindigd, dezelfde opvoeders die me hadden leren fietsen mijn kamer zouden binnenlopen en een mes door mijn hart zouden steken. Hij zou niet lang stilstaan bij het feit dat hij zijn dochter heeft weggestuurd als elfde Onderpand, om tien jaar te leven als gevangene onder de mensen die een hekel hadden aan haar soort.
Maar dat weet hij nog wel. Want de eerste regel van het Onderpand is, uiteraard, dat ze nauw verwant moeten zijn aan de machthebbers. Aan degenen die keuzes maken over vrede en oorlog. En als Maddie Garcia het vertikt om een familielid op te offeren voor de openbare veiligheid, krijg ik daardoor alleen maar meer respect voor haar. De jongen die het overnam toen ik achttien werd, is de kleinzoon van raadsvrouw Ewing. En toen ik Vampyr-onderpand was, was mijn menselijke tegenpool de kleinzoon van gouverneur Davenport. Ik vroeg me weleens af of hij zich net zo voelde als ik: soms boos, soms berustend. Vooral vervangbaar. Ik zou graag willen weten, nu er jaren zijn verstreken, of hij een betere band heeft met zijn familie dan ik met de mijne.
‘Alexandra Boden. Herinner je je haar nog?’ Vader hervat het gesprek op nonchalante wijze. ‘Jullie zijn in hetzelfde jaar geboren.’
Ik leun achterover in mijn stoel. Deze plotselinge verandering van onderwerp weet me niet te overrompelen. ‘Rood haar?’
Hij knikt. ‘Iets meer dan een week geleden is haar broertje Abel vijftien geworden. Die nacht is hij met drie vrienden gaan feesten en kwamen ze terecht in de buurt van de rivier. Aangemoedigd door hun jeugdigheid en zwakzinnige geesten, daagden ze elkaar uit om naar de overkant te zwemmen, de rivieroever aan te raken die bij het Weerling-territorium hoort en weer terug te zwemmen. Om zo hun moed te bewijzen.’
Het lot van het irritante broertje van Alexandra Boden doet me niets, maar mijn lichaam wordt toch ijskoud. Alle Vampyr-kinderen weten hoe gevaarlijk de grens met het zuiden is. Nog voordat we kunnen praten, wordt ons al heel duidelijk gemaakt waar ons gebied eindigt en dat van de Weerlingen begint. En we weten allemaal dat je de Weerlingen met rust moet laten.
Allemaal. Behalve deze vier idioten, blijkbaar.
‘Ze zijn dood,’ mompel ik.
Vader beweegt zijn lippen omhoog: een gezichtsuitdrukking die bijzonder weinig met compassie te maken heeft en bijzonder veel met irritatie. ‘Dat is hun verdiende loon, als je het mij vraagt. Toen de jongens onvindbaar bleken, ging men uiteraard uit van het ergste. Ansel Boden, de vader van de knul, heeft goede banden met verschillende families in de Raad en verzocht hen om wraak te nemen. Hij vond dat de verdwijning van de jongens dat rechtvaardigde. Hij werd eraan herinnerd dat het welzijn van ons volk als geheel belangrijker is dan het welzijn van het individu: het basisprincipe waar de Vampyr-samenleving op is gestoeld. Onze geboortecijfers zijn lager dan ooit en we staan op het punt van uitsterven. Dit is niet het moment voor conflict. En toch besloot hij om hen te smeken. Een onbetamelijk zwaktebod.’
‘Wat een schande. Hoe durft hij om zijn zoon te rouwen.’
Vader werpt me een vernietigende blik toe. ‘Dankzij zijn relatie met de Raad kreeg hij bijna zijn zin. Vorige week nog, toen jij druk was met mensje spelen, stonden we sinds een eeuw weer op het randje van een oorlog. En toen, twee dagen na hun onbezonnen stunt…’ Vader gaat staan. Hij loopt om het bureau heen en leunt weer tegen de rand, volledig ontspannen. ‘… kwamen de jongens weer opdagen. Intact.’
Ik knipper met mijn ogen, een gewoonte die ik heb opgepikt toen ik me voordeed als mens. ‘Hun lijken, bedoelt u?’
‘Nee. Ze leven nog. Ze zijn wel geschrokken, uiteraard. Ze werden ondervraagd door Weerling-wachters. In het begin werden ze gezien als spionnen, daarna als irritante vlegels. Maar uiteindelijk zijn ze naar huis gebracht, gezond en wel.’
‘Hoe dan?’ Ik kan me een tiental incidenten herinneren van het afgelopen decennium waarin grenzen werden overschreden en de restanten van de daders in mootjes werden teruggestuurd. Dat gebeurt vooral buiten de stad, in de gedemilitariseerde bossen. Desondanks zijn de Weerlingen genadeloos voor ons volk en zijn wij genadeloos voor de Weerlingen. En dat betekent… ‘Wat is er veranderd?’
‘Dat is een bijzonder intelligente vraag. De meeste raadsleden vermoeden dat Roscoe een klein hartje heeft gekregen op zijn oude dag.’ Roscoe. De alfa van de Zuidwest-roedel. Ik heb vader van kinds af aan al over hem horen praten. ‘Maar ik heb Roscoe eens ontmoet. Eén keer maar: hij maakte het altijd heel duidelijk dat hij geen interesse had in diplomatie, en wezens zoals hij zijn net als schedels. Hard en onbuigzaam.’ Hij kijkt door het raam. ‘De Weerlingen zijn even geheimzinnig als altijd wanneer het over hun samenleving gaat. Maar we hebben wel een aantal manieren om aan informatie te komen, en nadat ik wat vragen had gestuurd…’
‘Is er iets veranderd in hun machtsstructuur.’
‘Precies.’ Hij lijkt tevreden, alsof ik een student ben die transitiviteit veel eerder begrijpt dan verwacht. ‘Misschien had ik jou als opvolger moeten kiezen. Owen toont weinig toewijding aan de functie. Hij lijkt meer interesse te hebben in zijn sociale leven.’
Ik maak een wuivend gebaar met mijn hand. ‘Ik weet zeker dat hij, zodra u aankondigt met pensioen te gaan, stopt met dat geklooi met zijn belangrijke erfgenaam-vriendjes en de perfecte Vampyr-politicus wordt die u altijd al voor ogen hebt gehad.’ Echt niet. ‘De Weerlingen. Wat is er veranderd?’
‘Blijkbaar heeft iemand Roscoe een paar maanden geleden… uitgedaagd.’
‘Uitgedaagd?’
‘Hun machtssysteem is niet bijzonder ingewikkeld. Weerlingen zijn immers nauw verwant aan de honden. Roscoe is dood, dat behoeft geen verdere uitleg.’
Ik stip niet aan dat onze dynastie-achtige, erfelijke oligarchieën nog primitiever zijn en dat iedereen dol is op honden. ‘Hebt u de nieuwe alfa ontmoet?’
‘Nadat de jongens veilig waren teruggebracht, heb ik geprobeerd om een afspraak met hem te maken. Tot mijn verbazing ging hij akkoord.’
‘Serieus?’ Ik vind het vreselijk dat mijn nieuwsgierigheid is gewekt. ‘En?’
‘Nou, ik was nieuwsgierig. Genade is niet altijd een zwaktebod, maar dat kan het wel zijn.’ Ik zie een afwezige blik in zijn ogen voordat ze afglijden naar een kunstwerk aan de oostelijke muur: een simpel doek met een dieppaarse kleur, een herdenking aan het vergoten bloed tijdens de Aster. In de meeste openbare ruimtes is soortgelijke kunst te vinden. ‘En verraad ontstaat uit zwakte, Misery.’
‘O ja? Ik dacht altijd dat verraad gewoon verraad was, maar goed, wat weet ik er nou helemaal van?’
‘Hij is niet zwak, de nieuwe alfa. Integendeel. Hij is…’ Vader lijkt zich wat terug te trekken. ‘Iets anders. Iets nieuws.’ Hij kijkt naar me, afwachtend, geduldig, en ik schud mijn hoofd omdat ik geen idee heb waarom hij me dit allemaal vertelt. Wat ik hier in godsnaam mee te maken heb.
Totdat ik ineens iets besef. ‘Waarom begon u over een bruiloft?’ vraag ik, zonder een poging te doen om de argwaan uit mijn stem te weren.
Vader knikt. Ik denk dat ik de juiste vraag heb gesteld, want hij geeft geen antwoord. ‘Je bent opgegroeid bij de mensen en hebt geen Vampyr-opleiding kunnen genieten, dus mogelijk ben je niet bekend met de volledige historie van ons conflict met de Weerlingen. Ja, we liggen al eeuwen met elkaar in de clinch, maar er zijn wel degelijk pogingen gedaan om met elkaar te praten. Er zijn vijf huwelijken voltrokken tussen Vampyren en Weerlingen. In die tijd zijn er geen grensconflicten geweest en zijn er geen Vampyren gedood door Weerlingen. De laatste was tweehonderd jaar geleden: een vijftien jaar durend huwelijk tussen een Vampyr en zijn Weerling-bruid. Toen ze stierf, werd er nog een huwelijk gesloten. Dat huwelijk eindigde minder rooskleurig.’
‘De Aster.’
‘Ja, de Aster.’ De zesde bruiloftsceremonie eindigde in een bloedbad toen de Weerlingen de Vampyren aanvielen, die, na decennia van vrede, iets te goedgelovig waren geworden en de fout hadden gemaakt om vrijwel ongewapend te komen opdagen op de bruiloft. Gezien de superieure kracht van de Weerlingen en het verrassingselement, liep het huwelijk uit op een bloedbad. Vooral aan onze zijde. Paars, met een spettertje groen. Net als een aster.
‘We weten niet waarom de Weerlingen besloten zich tegen ons te keren, maar sinds onze band met hen onherstelbaar is beschadigd, is één ding zeker: wij hadden een verbond met de mensen en de Weerlingen niet. Voor iedere Vampyr zijn er tien Weerlingen, en honderden mensen voor al onze soortgenoten bij elkaar. Ja, mensen beschikken niet over de talenten van de Vampyren of de snelheid en kracht van de Weerlingen, maar met zovelen sta je sterk. Het was… geruststellend dat de mensen aan onze kant stonden.’ De spieren in de kaak van vader spannen zich aan. Dan, na een lange tijd, ontspannen ze weer. ‘Je begrijpt ongetwijfeld waarom het verontrustend is dat Maddie Garcia niet met mij wil afspreken. Zeker omdat ze de Weerlingen een warm hart toedraagt.’
Mijn ogen worden groot. Ik ben niet zo goed op de hoogte van de culturele ontwikkeling van de mensen, maar ik had niet gedacht dat diplomatieke banden met de Weerlingen op hun bucketlist zouden staan. Voor zover ik weet, hebben ze elkaar altijd genegeerd. Dat was niet heel moeilijk, want hun territoria grenzen niet aan elkaar. ‘De mensen en de Weerlingen voeren diplomatieke gesprekken met elkaar.’
‘Correct.’
Ik blijf sceptisch. ‘Heeft de alfa dit verteld tijdens uw ontmoeting?’
‘Nee, deze informatie is ons via andere wegen ter ore gekomen. De alfa heeft me andere dingen verteld.’
‘Zoals?’
‘Hij is jong. Ongeveer zo oud als jij en anders dan de anderen. Even wreed als Roscoe, wellicht, maar minder bekrompen. Hij gelooft dat vrede in de regio mogelijk is. Dat we verbonden moeten sluiten tussen alle drie de soorten.’
Ik lach snuivend. ‘Succes daarmee.’
Vader houdt zijn hoofd schuin en neemt me nauwlettend in zich op. ‘Weet je waarom ik jou heb uitgekozen als Onderpand? En niet je broer?’
O, nee. Niet dít gesprek. ‘Muntje opgegooid?’
‘Je was zo’n bijzonder kind, Misery. Je toonde nooit interesse in de wereld om je heen, sloot jezelf op in een kluis in je eigen hoofd. Je was moeilijk te bereiken. Teruggetrokken. De andere kinderen wilden vriendschappen met je sluiten, maar jij liet ze in het ongewisse…’
‘De andere kinderen wisten dat ik naar de mensen zou worden gestuurd, en zodra ze ook maar een beetje konden praten, noemden ze mij een laffe verrader. Of bent u vergeten wat er gebeurde toen ik zeven was? Toen de zonen en dochters van uw mederaadsleden mijn kleren stalen en me vlak voor het middaguur in de zon duwden? En hoe ze opnieuw op mij spuwden en me belachelijk maakten toen ik terugkeerde nadat ik tien jaar lang als hun Onderpand had gediend? Want ik ben niet…’ Ik blaas mijn adem langzaam uit en herinner mezelf eraan dat er niets aan de hand is. Dat het prima met mij gaat. Ik ben onkwetsbaar. Ik ben vijfentwintig en heb mijn vervalste menselijke identiteitsbewijzen, mijn appartement, mijn kat – fuck you, Serena – mijn… Oké, waarschijnlijk heb ik op dit moment even geen baan, maar die vind ik binnenkort wel weer, met honderd procent minder Pierces. Ik heb vrienden. Minstens één. Denk ik.
Ik heb mezelf vooral geleerd om nergens om te geven. Echt nergens om.
‘De bruiloft waar u het over had. Wie gaat er trouwen?’
Vader perst zijn lippen op elkaar. Het duurt even voordat hij weer het woord neemt. ‘Als een Weerling en een Vampyr voor elkaar staan, zien ze alleen…’
‘De Aster.’ Ik kijk ongeduldig naar mijn telefoon. ‘Drie minuten en zevenenveertig seconden…’
‘Ze zien een huwelijk tussen een Vampyr en een alfa dat vrede had moeten stichten, maar dat eindigde in een bloedbad. De Weerlingen zijn beesten en dat zullen ze altijd blijven. Maar we worden met uitsterven bedreigd en moeten het belang van onze soort boven dat van het individu zetten. Als we de mensen en Weerlingen een verbond laten sluiten zonder ons, kunnen ze ons volledig van de kaart vegen…’
‘O mijn god.’ Ineens zie ik het bizarre, belachelijke punt dat hij wil gaan maken en ik hou mijn hand voor mijn ogen. ‘U maakt een grapje, zeker?’
‘Misery.’
‘Nee.’ Ik begin te lachen. ‘U… Vader, een huwelijk zal nooit een einde kunnen maken aan deze oorlog.’ Ik weet niet waarom ik ben overgestapt op de Taal, maar hij schrikt ervan. En misschien is dat maar goed ook, misschien heeft hij dit wel nodig. Een moment om even na te denken over deze waanzin. ‘Wie zou hiermee akkoord gaan?’
Vader kijkt me veelzeggend aan en ineens weet ik het. Ik weet het gewoon.
En ik barst in lachen uit.
Ik heb alleen hardop gelachen met Serena, wat betekent dat ik het al meer dan een maand niet meer heb gedaan. Mijn brein hapert bijna, geschrokken van deze nieuwe, mysterieuze geluiden die mijn stembanden produceren. ‘Hebt u vervuild bloed gedronken? Want u hebt ze niet allemaal meer op een rijtje.’
‘Het is mijn taak om het welzijn van de meerderheid te waarborgen en daarvoor moet ons volk grote stappen zetten.’ Hij lijkt enigszins beledigd door mijn reactie, maar ik kan mijn lachen niet meer inhouden. ‘Het is een baan, Misery. Eentje waarvoor je wordt gecompenseerd.’
Dit is… god, dit is grappig. En gestoord. ‘Geen enkel bedrag is hoog genoeg om mij ervan te overtuigen om… Is het tien miljard dollar?’
‘Nee.’
‘Nou, geen enkel lager bedrag zal mij ervan kunnen overtuigen om met een Weerling te trouwen.’
‘Op financieel gebied zul je de rest van je leven niets meer tekortkomen. Je weet dat de Raad over veel liquide middelen beschikt. En niemand verwacht een echt huwelijk. Het is puur ceremonieel. Je zult een jaar lang bij de Weerlingen leven, waardoor anderen ook zullen inzien dat Vampyren veilig kunnen zijn bij Weerlingen…’
‘Maar dat is onmogelijk.’ Ik schiet overeind en loop bij hem weg terwijl ik mijn slapen masseer. ‘Waarom vraagt u dit aan mij? Ik kan onmogelijk uw eerste keuze zijn.’
‘Dat ben je ook niet,’ zegt hij vlak. Mijn vader is niet perfect, maar wel eerlijk. ‘En ook niet de tweede. De Raad is het ermee eens dat we in actie moeten komen en verschillende leden hebben hun familieleden aangedragen. Aanvankelijk was de dochter van raadslid Essen akkoord gegaan, maar ze heeft zich bedacht…’
‘O, god.’ Ik stop met ijsberen. ‘U ziet dit als een uitwisseling van Onderpand.’
‘Uiteraard. En de Weerlingen ook. De alfa zal een Weerling naar ons sturen. Iemand die belangrijk voor hem is. Die blijft bij ons zolang jij bij hem bent. Zo wordt jullie beider veiligheid gewaarborgd.’
Bizar. Dit is echt te bizar voor woorden.
Ik haal diep adem om me te herpakken. ‘Nou, ik…’ Denk dat iedereen die hierover gaat gek is geworden en dat iedereen die komt opdagen voor die bruiloft afgeslacht zal worden en ik kan niet geloven dat u dit aan mij durft te vragen. ‘Ik voel me vereerd dat u uiteindelijk aan mij dacht, maar nee. Bedankt.’
‘Misery.’
Ik loop naar zijn bureau om mijn telefoon te pakken – nog één minuut en dertien seconden te gaan – en heel even ben ik zo dicht bij vader dat ik het ritme van zijn bloed kan voelen in mijn botten. Traag, gelijkmatig, pijnlijk bekend.
Een hartslag is net als een vingerafdruk: uniek, onderscheidend, de makkelijkste manier om iemand te herkennen. Die van vader is met mijn geboorte in mijn huid geëtst toen hij de eerste persoon was die me vasthield, de eerste die om me gaf, de eerste die me door en door kende.
Voordat hij zijn handen van me aftrok.
‘Nee,’ zeg ik. Tegen hem. Tegen mezelf.
‘De dood van Roscoe is een kans.’
‘De dood van Roscoe was moord,’ zeg ik vlak. ‘En nu wilt u dat ik met zijn moordenaar ga trouwen.’
‘Weet je hoeveel Vampyr-kinderen er dit jaar zijn geboren in het zuidwesten?’
‘Interesseert me niets.’
‘Minder dan driehonderd. Als de Weerlingen en de mensen samenwerken om ons grondgebied van ons af te pakken, zullen ze ons uitroeien. Volledig. Het welzijn van de meerderheid…’
‘Ik heb daar al aan bijgedragen en heb stank voor dank gekregen.’ Ik kijk hem strak aan. Stop vastberaden mijn telefoon weer in mijn zak. ‘Ik heb genoeg gedaan. Ik heb een leven en daar ga ik nu naar terug.’
‘Is dat wel zo?’
Ik stop halverwege en draai me om. ‘Pardon?’
‘Heb je inderdaad een leven, Misery?’ Hij kijkt me aan terwijl hij het zegt. Indringend, voorzichtig, alsof hij een scherp wapen op een paar millimeter van mijn nek houdt.
Ik wil dat je hierom geeft, Misery. Maakt niet uit wat het is, als ik het maar niet ben.
Ik verdring de herinnering en slik moeizaam. ‘Succes met het vinden van een geschikte kandidaat.’
‘Je voelt je niet welkom bij je eigen volk. Hiermee zou je hun respect weer kunnen terugverdienen.’
Ik voel een rilling van woede over mijn ruggengraat lopen. ‘Ik denk dat ik daarvoor pas, vader. In elk geval totdat zij mijn respect hebben terugverdiend.’ Ik zet een paar stappen naar achteren en zwaai vrolijk naar hem. ‘Ik ga weer.’
‘Mijn tien minuten zijn nog niet voorbij.’
Mijn telefoon kiest precies dat moment uit om af te gaan. ‘Uitstekende timing.’ Ik glimlach naar hem. Als hij zich stoort aan mijn botte hoektanden is dat zijn probleem. ‘Ik kan u ervan verzekeren dat de tijd mijn keuze niet meer zal veranderen.’
‘Misery.’ Ik hoor een smekende toon doorklinken in zijn stem. Het is bijna vermakelijk.
Wat sneu. Wat triest. ‘Tot over… zeven jaar? Of tot wanneer u besluit dat vrede alleen gesloten kan worden middels een Weerling-Vampyr-piramidespel en u me dieetpillen wilt gaan verkopen. Vraag Vania dan wel even om me thuis op te halen. Ik wil niet weer mijn hele cv moeten omgooien.’ Ik draai me om, op zoek naar de deurklink.
‘Over zeven jaar is alles voorbij, Misery.’
Ik rol met mijn ogen en open de deur. ‘Vaarwel, vader.’
‘Moreland is de eerste alfa die…’
Ik sla de deur dicht zonder eerst het kantoor uit te lopen, en draai me om naar vader. Mijn hartslag vertraagt en bonst in mijn borst. ‘Wat zei u zojuist?’
Hij recht zijn rug, vol verbazing en iets wat mogelijk hoop zou kunnen zijn. ‘Geen enkele andere Weerling-alfa…’
‘De naam. U zei een naam. Wie…’
‘Moreland?’ herhaalt hij.
‘Zijn volledige naam. Wat is zijn voornaam?’
Vader knijpt wantrouwend zijn ogen tot spleetjes, maar na een paar seconden zegt hij: ‘Lowe. Lowe Moreland.’
Ik kijk naar de vloer, die lijkt te trillen. Dan naar het plafond. Ik haal een paar keer diep adem om mijn ademhaling te vertragen, en strijk met een trillende hand door mijn haren, ook al weegt mijn arm ineens duizend kilo.
Ik vraag me af of de blauwe jurk die ik droeg toen Serena haar diploma haalde te casual is voor een Weerling-Vampyr-bruiloft. Want, ja…
Ik geloof dat ik ga trouwen.