HOOFDSTUK 11
Sommige nachten, wanneer hij langs haar deur loopt, moet hij zichzelf toefluisteren: ‘Loop door.’
Twee verschillende dingen kunnen prima naast elkaar bestaan.
Zo mag ik Alex graag omdat hij een intelligente, vriendelijke jongeman is.
En tegelijkertijd vind ik het heerlijk als we samen tijd doorbrengen en ik kan zien hoe bang hij voor me is.
Ik krijg bijna zin om voor de lol een psycholoog te bellen om te vragen of ik echt zo’n slecht mens ben. Maar tegen de tijd dat Alex en ik al vijf avonden samenwerken, heb ik geaccepteerd dat het geen enkele zin heeft om hem ervan te verzekeren dat ik geen behoefte voel om me tegoed te doen aan zijn plasma. Niets zal hem ervan kunnen overtuigen dat ik zijn bloed niet wil drinken. En daar zou ik niet van mogen genieten, maar het is oprecht zo leuk om te zien hoe hij me continu in de gaten houdt en zich in allerlei bochten wringt om me maar niet de rug te hoeven toekeren. Of om met mijn tong over mijn tanden te bewegen en te horen hoe hij ineens stopt met tikken op het toetsenbord. Meestal knijpt hij daarna zijn ogen dicht en kreunt hij zachtjes als hij denkt dat ik hem niet kan horen en… De Weerling-kinderen die helemaal naar mijn slaapkamerraam fietsen zodat ze ernaar kunnen wijzen hebben gelijk: ik ben een monster.
En toch ga ik ermee door. Zelfs nadat ik Alex hoor zeggen: ‘Alsjeblieft, alsjeblieft, laat me niet sterven voor mijn vijfentwintigste, of voordat ik het Spionnenmuseum heb kunnen bezoeken. Afhankelijk van wat het eerste komt.’ Tsja. Hij bidt heel vaak.
Hij heeft geen idee waarom zijn alfa hem heeft opgedragen om mij te helpen met een ‘Waar-is-Wally-missie’ en, dat moet ik hem nageven, hij stelt geen vragen. We zijn vooral druk met het nalezen van de berichten van Serena en we leggen haar contactpersonen van de afgelopen maanden naast een lijst Weerling-contacten. We vinden info die ik in mijn eentje nooit had kunnen ontdekken, zoals het feit dat een van de CEO’s die ze vorig jaar heeft geïnterviewd voor een verhaal over geheimzinnige bouwprojecten, huizen bezit bij de grens tussen de Weerlingen en de mensen middels een brievenbusfirma. En hoewel de meeste aanwijzingen doodlopen, voelt Serena toch dichterbij dan sinds haar verdwijning.
Lowe komt één keer per dag kort langs voor een update. Vaders reactie op ons gebrek aan voortgang zou een mengeling zijn van slecht verhulde dreigementen en steken onder water over onze intelligentie, maar het lukt Lowe om nooit opdringerig of teleurgesteld te klinken, ook al verschijnen er rimpeltjes om zijn mond en spannen de spieren in zijn schouders zich aan onder zijn shirt. Het is indrukwekkend dat hij het zo netjes weet te houden. Misschien komt het doordat hij zo’n geboren leider is. Misschien hebben ze hem geduld aangeleerd op de alfa-opleiding.
Als ik de zesde avond wakker word, vertelt Mick me dat de alfa weg is voor een dringende zaak met de roedel en dat hij Alex heeft meegenomen. Nu niemand toezicht kan houden op mijn technologiegebruik, heb ik wederom niets te doen. Ik drink bloed. Loop door het huis tot de zon eindelijk ondergaat. Dan ga ik naar de veranda.
De lucht is hier mooier, weidser dan in menselijk of Vampyr-gebied, maar ik weet niet zo goed waarom. Ik zit er al een kwartier naar te kijken wanneer ik geritsel in de bosjes hoor.
Een wolf, denk ik, terwijl ik me klaarmaak om het huis weer in te vluchten. Maar nee. Het is een vrouw: Juno. Ze komt het bos uit lopen. Ze ziet er prachtig uit, en krachtig en naakt.
Pasgeboren-net-uit-de-baarmoeder-gekropen-naakt.
Ze zwaait en komt ontspannen op de stoel naast me zitten. ‘Misery.’ Ze knikt, eenmalig, hoffelijk.
‘Hoi.’ Dit is fucking vreemd. ‘Hé, even voor de zekerheid: je weet dat je naakt bent?’
‘Ik was even rennen.’ De maan zal morgen vol zijn en het licht weerkaatst op haar glanzende haren. ‘Vind je het vervelend?’
Vind ik dat? ‘Nee. Vind jíj het vervelend?’
Ze kijkt me aan alsof ik een van die mensen ben die denkt dat je naar de hel gaat als je seks hebt voor het huwelijk. ‘Ik wilde je even spreken.’
‘O?’ Misschien is dat wel Weerling-taal voor dat ze me iets wil aandoen.
‘Om mijn excuses aan te bieden.’
Ik hou mijn hoofd schuin.
‘Je hebt Ana vorige week geholpen. Met Max.’
‘Volgens mij hadden jullie alles onder controle.’
‘Klopt. Maar jij… gaf om haar. En Ana heeft zoveel meegemaakt… Ze kan wel meer mensen gebruiken die om haar geven.’ Ze perst haar volle lippen op elkaar. ‘Lowe zei dat je je technische kwaliteiten hebt ingezet om haar te helpen.’
‘Onder andere voor haar, ja.’ Ik zou niet willen dat ze denkt dat ik hier zelf geen belang bij heb.
‘Sorry dat ik zo lullig tegen je deed toen we elkaar net leerden kennen. Maar Lowe is als een broer voor mij en Cal – en dat maakt Ana ook mijn familie – en ik was…’
‘Bezorgd?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ik zou ook geen fan van mezelf zijn geweest, als ik jou was. Ik ging ervan uit dat je hen gewoon wilde beschermen.’
Ze kijkt me nog steeds verontschuldigend aan. ‘Ze heeft het zwaar gehad. En het zal alleen nog maar zwaarder worden naarmate ze ouder wordt. Heeft Lowe je over Maria verteld?’
‘Maria?’
‘Hun moeder. Ze is aangevallen door Roscoe toen ze kritiek leverde op zijn keuzes met betrekking tot de roedel. Ik denk niet dat het zijn bedoeling was om haar te doden, maar Weerlingen kunnen zich nog weleens laten meeslepen. Zeker in wolf-vorm.’
‘Nee, dat heeft hij niet verteld.’ Maar ik had al zo’n idee.
‘Ik wil niet weten hoe traumatiserend het voor Ana moet zijn geweest om te zien hoe haar enige ouder werd gedood door de Weerling wiens autoriteit ze altijd moest accepteren.’
Ik krijg een zwaar gevoel in mijn borst. ‘Wat een klootzak.’
Juno lacht zachtjes. ‘Je hebt geen flauw idee. Hij heeft wat goede jaren gehad, maar… heeft Lowe verteld dat Roscoe zich door hem zo bedreigd voelde dat hij Lowe heeft weggestuurd?’
‘Alex zei zoiets. Waar ging Lowe heen?’
‘Naar de Noordwest-roedel, met Koen. En misschien was dat maar beter ook. Lowe kon daar een van de beste alfa’s in Noord-Amerika observeren, en zonder Koen was hij wellicht nooit zo’n goede leider geweest. Maar Lowe was pas twaalf. Hij werd gedwongen om zijn huis te verlaten, niet wetende of hij ooit nog zou mogen terugkomen. En hij deed het toch. Hij was boos en gefrustreerd, dat voelde ik gewoon, maar hij klaagde nooit. En toen hij meerderjarig was, mocht hij alsnog niet terugkomen, en dus vertrok hij naar Europa om te studeren en een baan te vinden. Hij bouwde een leven op… En toen draaide Roscoe door. Hij is door veel Weerlingen uitgedaagd, maar niemand kon van hem winnen. We vroegen Lowe om terug te komen en hij liet alles achter. Hij had een heel leven opgebouwd, maar dat was niet zo belangrijk als de roedel. Lowe heeft nooit een keuze gehad.’
Ik denk terug aan de pagina’s waar ik doorheen heb gebladerd.
De mooie gebouwen in de la.
Mijn gezicht.
‘Hij heeft nooit iets voor zichzelf gehad, Misery. Helemaal niets. En ik heb hem daar nooit over horen klagen, niet één keer. Niet over het feit dat hij moest vertrekken, niet over het feit dat hij gedwongen de leiding moest nemen over de grootste roedel in Noord-Amerika en niet over het feit dat hij het allemaal alleen moest doen. Zijn hele leven draait om zijn plichten.’ Ze kijkt nieuwsgierig naar me, alsof ik dit onrecht zou kunnen rechtzetten. Ik weet niet wat ik moet zeggen.
‘Ik beloof je dat ik niet probeer om zijn leven nog moeilijker te maken. En ik vind het zo erg van zijn metgezel.’
Juno’s ogen worden groot. ‘Heeft hij je daarover verteld?’
‘Nee. Eigenlijk hoor ik dit niet te weten, maar een vriend van mijn vader zei tijdens de bruiloft dat ik met haar ben verwisseld. Ik weet dat zijn metgezel het Weerling-onderpand is. Gabrielle.’
‘Gabrielle?’ Ik zie verwarring, leegte en vervolgens begrip op haar gezicht verschijnen. ‘Ja. Gabi. Zijn metgezel.’
‘Het is niet mijn bedoeling om Lowe’s geluk te verstoren. Ons huwelijk is niet echt en hij mag gerust… geluk vinden waar hij maar wil.’ Ik bijt op mijn onderlip. Ze was eerlijk tegen me, dus wil ik ook eerlijk tegen haar zijn. ‘Er is een reden dat ik met dit huwelijk akkoord ben gegaan en die heb ik aan hem opgebiecht.’
Haar donkere ogen houden me vragend in de gaten. Na een lange stilte zegt ze: ‘Misschien is het wreed van me, maar ik denk dat ik diep vanbinnen altijd heb gehoopt dat Lowe zijn metgezel nooit zou vinden.’
Ik begrijp nog steeds niet echt wat ze daarmee bedoelt. ‘Hoezo?’
‘Omdat je als alfa altijd de roedel op de eerste plaats moet zetten.’ Ik sta op het punt om haar te vragen waarom hij dan geen partner kan hebben, maar ze gaat staan. Ik probeer niet naar haar tepels te staren wanneer ze me een hand wil geven. ‘Sorry voor mijn gedrag. Ik hoop dat je mijn zoenoffer wilt aanvaarden.’
Daar moet ik van grinniken. Wanneer ik zie dat ze kwaad begint te kijken, zeg ik snel: ‘Sorry. Dit heeft niets met jou te maken. Ik herinner me ineens dat toen we een jaar of dertien waren, mijn zus en ik een heel vreemde opvoeder hadden. Als we ruzie hadden, dwong hij ons om elkaars teennagels te knippen.’
‘Wat?’
‘Ja, volgens mij had hij dat ooit op tv gezien. Voor elke nagel moesten we iets aardigs zeggen over de ander. Dat is een beetje blijven hangen en werd vervolgens onze standaardmanier om ruzies op te lossen.’
‘Dat is…’
‘Goor?’
Juno is misschien net te beleefd om instemmend te reageren. ‘Wil je dat nu doen?’
‘O nee. Elkaar de hand schudden is een stuk fijner.’ Ik pak haar uitgestoken hand stevig vast.
‘Ik weet niet of jij en ik ooit vriendinnen kunnen zijn,’ zegt ze. ‘Maar ik kan wel wat beter mijn best doen.’
Ik glimlach naar haar, met gesloten mond en zonder hoektanden. ‘Anders ik wel.’
*
Wat blijkt? Ik had het mis over de vollemaan.
Het duurt nog langer dan ik dacht, drie hele nachten, en de dag ervoor beveelt Mick me om mijn kamer – of beter nog, het huis – niet te verlaten. Hij let nog steeds goed op me, maar sinds mijn gesprek met Lowe wordt er niet meer voor mijn deur de wacht gehouden.
‘Hoezo?’ vraag ik nieuwsgierig. ‘Ik bedoel, ik zal doen wat je zegt, hoor. Maar wat is er zo anders aan de vollemaan?’
‘Alleen een heel krachtige Weerling kan veranderen als de maan klein is. En alleen een heel krachtige Weerling kan níét veranderen als de maan vol is. Alle Weerlingen zullen in hun gevaarlijkste vorm zijn, onder wie veel jongelui met weinig zelfbeheersing. We kunnen ze beter niet op de proef stellen met gevaarlijke geuren.’ Ik lach wanneer hij als een boze boomer met zijn ogen rolt, maar later die nacht krijg ik toch de rillingen van het aanhoudende gejank dat overal langs het meer klinkt. Als mijn deur ineens opengaat, ben ik schrikachtiger dan normaal.
‘Ana.’ Ik blaas mijn adem uit en leg mijn boek opzij. Het gaat over een nieuwsgierige oude Weerling-dame die moordmysteries oplost in de Noordoost-roedel. Ik kan haar niet uitstaan, maar dat heeft me er niet van weerhouden om de vorige zes delen helemaal uit te lezen. ‘Waarom ben jij niet aan het wolven met…’ O.
O ja.
Omdat ze dat niet kan.
‘Mag ik bij jou in de kast slapen?’
Ze komt vaak op bezoek, maar vraagt meestal niet om toestemming. Normaal gesproken klimt ze gewoon naast me en speelt ze de spelletjes die ik spontaan voor haar programmeer. Vanavond voelt anders. ‘Goed dan, maar niet mijn dekbed stelen.’
‘Oké,’ zegt ze. Twee minuten later heeft ze niet alleen mijn dekbed gestolen, maar ook mijn kussen. Rotkind. ‘Waarom slaap je niet in een bed?’
‘Omdat ik een Vampyr ben.’ Ze accepteert de uitleg. Waarschijnlijk omdat ze míj accepteert. Zoals Serena vroeger deed, en verder niemand. Ik sla de bladzijde om en we blijven nog drie minuten stil. Haar adem voelt heet en vochtig tegen mijn wang.
‘Meestal houdt Lowe zijn mens-vorm aan en blijft hij bij me als ze allemaal weg zijn,’ zegt ze uiteindelijk. Haar stemmetje klinkt iel en ik weet waarom: Alex is gisteren teruggekomen, maar Lowe nog niet. Daarom klinkt Ana zoals ze vrijwel nooit klinkt: verdrietig.
Ik leg het boek weg en kijk haar aan. ‘Zeg je nou dat ik niet even gezellig ben als Lowe?’
‘Ja.’ Ik kijk haar nijdig aan, maar mijn uitdrukking verzacht wanneer ze vraagt: ‘Wanneer kan ik ook transformeren?’
Shit. ‘Weet ik niet.’
‘Misha kan het al.’
‘Maar er zijn vast dingen die jij wel kunt en Misha niet.’
Daar denkt ze even over na. ‘Ik kan heel goed vlechten.’
‘Nou, dat bedoel ik.’ Vrij triviale vaardigheid, maar toch.
‘Mag ik jouw haar vlechten?’
‘No way.’
Een paar uur later trekken een stuk of zes vlechten aan mijn hoofdhuid en ligt Ana zachtjes te snurken met haar hoofd op mijn schoot. Haar hartslag is zoet, delicaat, als een vlinder die een mooie bloem zoekt om op te landen, en fuck kinderen. Kleine klootzakjes zijn het, die hun omgeving manipuleren zodat je ze wilt beschermen. Ik vind het vreselijk dat ik mijn lichaam over het hare heen buig wanneer ik zware, gehaaste voetstappen door de muren heen hoor. En ik haat het dat ik, als mijn slaapkamerdeur opengaat, reik naar het mes dat ik uit de keuken heb gestolen en onder mijn kussen heb verborgen.
Ik ben bereid om te doden om haar te verdedigen. Dit is Ana’s schuld. Ana dwingt me om te moorden en…
Lowe hurkt bij de ingang van mijn kast. Zijn lichtgroene ogen kijken me woest aan in de schemer.
‘Wist je, lieve “echtgenote”, dat ik toen ik thuiskwam tijdens een vollemaan en mijn zusje niet kon vinden, bereid was om mijn hele roedel af te maken en alle Weerlingen die dit huis bewaken te martelen omdat ze zo onoplettend waren geweest?’ Zijn gefluister is een onverhuld, onheilspellend dreigement.
Ik haal mijn schouders op. ‘Nee.’
‘Ik was naar haar op zoek.’
‘Daar kan ik toch niets aan doen?’ Ik knipper theatraal met mijn ogen en hij sluit de zijne. Hij moet duidelijk kracht verzamelen om me niet af te maken en dat lukt hem alleen maar omdat zijn zusje momenteel op mij ligt te slapen.
‘Gaat alles goed met haar?’ vraagt hij.
‘Ja. Ik ben hier het slachtoffer,’ sis ik, wijzend naar de chaos op mijn hoofd.
Zijn ogen vliegen over de vlechten en stoppen abrupt bij de zichtbare punten van mijn oren. Normaal gesproken verberg ik ze, zodat ik mensen niet van slag maak door hoe ‘anders’ ik ben. De manier waarop Lowe naar ze staart – eerst met een op hypnose lijkende intensiteit, waarna hij abrupt wegkijkt – bevestigt nog maar eens dat ik daar goed aan doe.
‘Ik denk dat Ana kapper wil worden. Dat moet je aanmoedigen.’
‘Het is een betere baan dan de mijne, dat is zeker.’
Daar kan ik niets tegen inbrengen. Zeker niet wanneer ik de wond op zijn onderarm zie: vier door klauwen veroorzaakte krassen, op gelijke afstand van elkaar. Ze lijken niet vers, maar er zit nog wat oud groen bloed op en ze ruiken…
Het doet er niet toe.
‘Waren het de Getrouwen? Je bent lang weggeweest.’ Ik vind het niet eens erg om toe te geven dat het me is opgevallen. Hij weet ook wel dat ik niet bepaald een volle agenda heb.
‘Gewone interne roedelzaken. Daarna een afspraak met Maddie, de toekomstige gouverneur van de mensen. En verschillende raadsleden. Onder wie je vader.’
‘Oef.’
Ik zie bijna een glimlach op zijn gezicht verschijnen, maar zijn blik blijft duister. Misschien is hij naar het Vampyr-gebied gegaan en heeft hij zijn metgezel gezien. Misschien is hij kwaad dat ík degene ben die nu thuis op hem wacht. Kan ik hem niet kwalijk nemen.
‘Denk je…’ Nadat ik tien jaar lang een politiek hulpmiddel ben geweest, heb ik mijn best gedaan om alles te negeren wat ermee te maken heeft. Maar nu wil ik het weten. ‘Zullen ze standhouden? Deze verbonden?’
Hij reageert niet. Hij zegt niet eens dat hij het niet weet, dat hij het niet kan weten. In plaats daarvan kijkt hij me heel lang aan, alsof het antwoord misschien op mijn voorhoofd geschreven staat. Alsof ik de sleutel ben tot dit alles.
‘Als mensen wisten dat Ana bestond…’ zeg ik, hardop denkend. ‘Dat mensen en Weerlingen samen…’ Ik laat die gedachte even in de lucht hangen. Ana zou een krachtig symbool van eenheid kunnen zijn, na eeuwen vol conflict. Of ze zal worden verguisd.
‘Dat risico is te groot,’ zegt hij, alsof hij mijn gedachten kan lezen. Hij buigt voorover om zijn slapende zusje van mijn schoot te trekken. Lowe’s handen strijken even over de mijne. Zodra hij gaat staan, drukt Ana zich meteen tegen hem aan. Zelfs in haar slaap herkent ze zijn geur. Ze mompelt iets wat ontzettend veel op ‘mama’ lijkt, en mijn hart breekt.
Ik wil hem vragen waarom er een pot smeuïge pindakaas in mijn koelkast stond. En of hij de reden is dat het in huis nu drie graden warmer is dan toen ik aankwam. Maar ik kan het op de een of andere manier niet opbrengen, en dan neemt hij het woord.
‘Trouwens, Misery…’
Ik kijk naar hem op. ‘Ja?’
‘We hebben ook scherpere messen.’ Hij wijst met zijn kin naar die van mij. ‘Met zo’n klein rotmes haal je niets uit tegen iemand zoals ik.’
‘Niet?’
‘Derde la naast de koelkast.’ Ik luister naar zijn zware voetstappen, en zodra de deur van mijn kamer dichtvalt, pak ik mijn boek om verder te lezen.
Bedankt voor de tip, pik.