Switch Mode
Home Bride Chapter 13

Chapter 13

HOOFDSTUK 13

HOOFDSTUK 13

 

 

 

 

Hij probeert niet te denken aan wat hij haar vader wil aandoen, al was het maar omdat hij dan het grootste diplomatieke incident van de eeuw ontketent.

 

 

 

 

Ana had gelijk: het is helemaal niet zo moeilijk om op het dak te klimmen, zelfs niet voor iemand met de hand-oog-coördinatie van een aardappel.

Iemand zoals ik, dus.

Ik heb minder dan vijftien seconden nodig om naar boven te klauteren, en het voelt ergens wel heel erg fijn dat ik nooit het gevoel krijg dat mijn hersenen straks over het loodkruid-bloembed verspreid zullen liggen. Zodra ik eenmaal op de dakpannen zit – wat niet heel comfortabel is, maar ik vertik het om dat toe te geven – sluit ik mijn ogen en adem ik in, en weer uit, en dan weer in. Ik laat het briesje met mijn haren spelen en verwelkom de schitteringen in de nachtelijke hemel. De golven rollen zachtjes over het strand. Af en toe spettert er iets in het meer. Ik erger me niet eens aan de insecten, maak ik mezelf wijs. Als ik dat maar lang genoeg volhou, ga ik het vanzelf geloven. Dat probeer ik nog steeds – zonder resultaat – wanneer Lowe arriveert.

Hij merkt me niet meteen op, en even kan ik hem in me opnemen terwijl hij zichzelf sierlijk omhoogtrekt. Hij staat op de rand – op de een of andere manier zonder doodsangsten uit te staan – brengt zijn hand naar zijn ogen en drukt er met zijn duim en wijsvinger tegenaan, hard genoeg om sterretjes te zien. Dan laat hij zijn arm zakken en blaast hij één keer langzaam zijn adem uit.

Dit is – denk ik – de echte Lowe. Niet Lowe de alfa, Lowe de broer, Lowe de vriend of de zoon of de ongelukkige echtgenoot van de al even ongelukkige echtgenote. Gewoon Lowe. Moe, denk ik. Eenzaam, neem ik aan. Boos, waarschijnlijk. En ik wil zijn zeldzame moment alleen niet verstoren, maar de wind begint in zijn richting te blazen en draagt mijn geur met zich mee.

Hij draait zich direct om. Naar mij. En wanneer zijn pupillen zo groot worden dat ik de rest van zijn ogen niet meer kan zien, steek ik mijn hand op en zwaai ik ongemakkelijk naar hem.

‘Ana heeft me over het dak verteld,’ zeg ik verontschuldigend. Ik ben me ervan bewust dat ik een kostbaar privémomentje verstoor. ‘Ik kan weer gaan, als je wilt.’

Hij schudt stoïcijns zijn hoofd. Ik probeer mijn lach te onderdrukken.

‘Als jij hier gaat zitten,’ ik wijs naar een plek rechts van me, ‘dan zit je tussen mij en de wind in en hoef je mijn vissoep-geur niet te ruiken.’

Even dreigt er een glimlach door te breken op zijn gezicht, maar hij loopt naar de plek waar ik naar wees. Zijn grote lichaam strijkt neer naast het mijne, ver genoeg van me af om me niet per ongeluk te kunnen aanraken. ‘Wat weet jij nou van vissoep?’

‘Aangezien er geen bloed of pinda’s in zitten: helemaal niets. Dus…’ Ik klap in mijn handen. De krekels vallen stil en zingen dan weer verder na een gedesoriënteerde onderbreking. ‘Vertel me of ik dit bij het goede eind heb: je gaat je afspraak met Emery gebruiken als excuus om spyware of andere software te installeren, waardoor je haar berichten kunt inlezen en bewijs kunt verzamelen dat zij de leider is van de Getrouwen. Maar je gaat in je eentje naar vijandelijk gebied en beschikt over de computervaardigheden van een technologieschuwe boomer, waardoor je veel risico zult lopen. Weet je, vertel me maar niet of ik het bij het goede eind heb, want we weten allebei dat ik gelijk heb. Wanneer ga jij jezelf de dood injagen? Morgen of vrijdag?’

Hij neemt me in zich op alsof hij niet zeker weet of ik een bankje ben of een postmodern standbeeld. Een spier in zijn kaak spant zich aan. ‘Ik snap er echt niets van,’ mompelt hij.

‘Waarvan?’

‘Hoe je zo lang hebt weten te overleven, ondanks je roekeloze uitbarstingen.’

‘Ik ben gewoon heel slim.’

‘Of ongelooflijk dom.’

Onze blikken treffen elkaar eventjes, en in zijn ogen zie ik iets wat verwarrender voelt dan vijandigheid. Ik kijk als eerste weer weg.

Zonder erbij na te denken zeg ik: ‘Neem me mee. Laat mij helpen met de techniek.’

Hij snuift vermoeid, geluidloos. ‘Ga lekker slapen, Misery. Voordat je jezelf de dood in helpt.’

‘Ik ben nachtactief, ik slaap overdag,’ mompel ik. ‘Ik voel me een beetje beledigd dat mijn eigen echtgenoot denkt dat ik niet voor mezelf kan zorgen.’

‘En ik voel me zwaar beledigd dat mijn echtgenote denkt dat ik haar zou meenemen naar een bijzonder licht ontvlambare samenkomst waar ik haar mogelijk niet kan beschermen.’

‘Oké, goed dan.’ Ik kijk hem vluchtig aan en zie zijn oprechte, koppige, niet-tot-compromissen-bereide gezicht. Zijn jukbeenderen zijn zo scherp in het vervagende maanlicht dat hij me ermee zou kunnen snijden. ‘Maar je kunt het niet alleen.’

Hij kijkt me vol ongeloof aan. ‘Ga jij me nu vertellen wat ik wel en niet kan?’

‘O, dat zou ik niet durven, alfa,’ zeg ik op een spottende toon, waar ik maar half spijt van krijg wanneer hij me woedend aankijkt. ‘Maar je weet nog niet eens hoe je een computer moet aanzetten.’

‘Ik kan heus wel een fucking computer aanzetten.’

‘Lowe. Maat. Echtgenoot. Je bent duidelijk een competente Weerling met vele talenten, maar ik heb je telefoon gezien. Ik heb jou je telefoon zien gebruiken. De helft van jouw galerij bestaat uit wazige foto’s van Ana met je vinger voor de lens. Je typt ‘Google’ in de Google-balk om een nieuwe zoekopdracht te starten.’

Hij opent zijn mond. En sluit hem dan meteen weer.

‘Je wilde me vragen hoe het dan moet.’

‘Je gaat niet mee.’ De zaak lijkt afgedaan. Als hij wil opstaan, weggejaagd door mijn volharding, voel ik een steek van schuldgevoel. Ik reik naar zijn broekspijp en dwing hem om weer te gaan zitten. Zijn ogen schieten naar de plek waar ik hem vasthou, maar hij geeft zich gewonnen.

‘Sorry. Ik zal erover ophouden.’ Voorlopig. ‘Ga alsjeblieft niet weg. Je kwam hier vast om… Wat doe je hier eigenlijk? Je klauwen vijlen? Naar de maan janken?’

‘Mezelf ontvlooien.’

‘Zie je wel? Ik wil je niet voor de voeten lopen. Ga je gang.’ Ik wacht tot hij de beestjes uit zijn haren gaat plukken. ‘Moet jij trouwens niet slapen? Jij bent niet nachtactief.’ Het is na middernacht. Een prima tijd voor mij en de sprinkhanen, maar verder is er niemand in de wijde omtrek nog wakker.

‘Ik slaap niet zoveel.’

O ja. Dat zei Ana al. Toen ze zei dat hij last had van… ‘Slapeloosheid!’

Hij trekt een wenkbrauw op. ‘Je lijkt het erg leuk te vinden dat ik nooit kan uitrusten.’

‘Ja. Nee! Maar Ana zei dat je pneumonie had, wat natuurlijk een moeilijk woord is dat min of meer klinkt als insomnie en…’

Hij glimlacht. ‘Ze haalt vaak woorden door elkaar.’

‘Ja.’

‘Volgens Google, waarvan ik blijkbaar niet weet hoe het werkt…’ Hij schenkt me een vernietigende blik. ‘… is dat normaal voor haar leeftijd.’ Hij staart een tijdje nadenkend voor zich uit en zijn glimlach vervaagt.

‘Ik kan me niet voorstellen hoe moeilijk het moet zijn.’

‘Leren praten?’

‘Dat ook. Maar ook een jong kind opvoeden. Zo uit het niets.’

‘Niet zo moeilijk als worden opgevoed door een of andere klootzak die niet weet dat hij een autozitje voor je moet kopen, of die je Skittles geeft voor het slapengaan omdat je honger hebt, of die je The Exorcist laat kijken omdat hij die film nooit heeft gezien, maar wel weet dat een jong meisje de hoofdrol speelt en hij denkt dat ze een goed voorbeeld voor je zal zijn.’

‘Wauw. Serena en ik keken die film toen we vijftien waren en hebben nog maandenlang met het licht aan geslapen.’

‘Ana was zes en zal tot ze eind veertig is nog dure therapie nodig hebben.’

Ik krimp ineen. ‘Ik vind het heel rot. Vooral voor Ana, maar ook voor jou. Meestal krijg je de tijd om te wennen aan het idee dat je ouder wordt. Niemand weet uit zichzelf hoe je een luier moet verschonen.’

‘Ana is zindelijk. Dat heb ik haar niet geleerd, natuurlijk. Ik zou het nog voor elkaar krijgen om haar te leren om uit haar neus te pissen.’ Hij strijkt met een hand door zijn korte haren en wrijft dan over zijn nek. ‘Ik was niet goed op haar voorbereid. Dat ben ik nog steeds niet. En ze is zo verdomd vergevingsgezind.’

Ik laat mijn hoofd op mijn knieën rusten en bestudeer hoe hij in de verte kijkt. Ik vraag me af hoe vaak hij hier komt, in het holst van de nacht. Om beslissingen te nemen over de levens van duizenden anderen. Om zichzelf op zijn kop te geven omdat hij niet perfect is. Lowe komt heel competent, zelfbewust en zelfverzekerd over, maar volgens mij heeft hij geen hoge pet op van zichzelf.

‘Je woonde vroeger in Europa, toch? Waar?’

Mijn vraag lijkt hem te verbazen. ‘Zürich.’

‘Om te studeren?’

Zijn schouders schieten omhoog en omlaag wanneer hij een zucht slaakt. ‘Eerst wel. Later om te werken.’

‘Als architect, toch? Ik snap het niet echt. Ik vind gebouwen nogal saai. Maar ik ben wel dankbaar dat ze niet op mijn hoofd vallen.’

‘Ik snap niet hoe je de hele dag dingen op een machine kunt typen zonder doodsbang te zijn dat de robots ons zullen overmeesteren. Maar ik ben wel dankbaar voor Mario Kart.’

‘Goed punt.’ Ik glimlach om zijn toon, want zo klagerig heb ik hem nog nooit gehoord. Dit is vast een gevoelig onderwerp voor hem. ‘Ik vind de stijl van dit huis wel mooi,’ zeg ik grootmoedig.

‘Die stijl heet biomorfisme.’

‘Hoe weet jij dat nou? Op school geleerd?’

‘Dat… en ik heb dit huis ontworpen als cadeau voor mijn moeder.’

‘O.’ Wauw. Blijkbaar is hij niet alleen architect, maar nog een heel goede ook. ‘Toen je studeerde, ging je toen undercover bij de mensen?’ Hun schoolsysteem is vaak de enige optie, simpelweg omdat ze met meer zijn en investeren in educatie. Bij de Vampyren, en vast ook bij de Weerlingen, zijn diploma’s het papier waarop ze worden geprint niet waard. De vaardigheden die ermee gepaard gaan, zijn echter onbetaalbaar. Als we die willen verwerven, moeten we een vervalst ID-bewijs maken en ons daarmee aanmelden op een menselijke universiteit. Vampyren volgen hun lessen vaak online – vanwege onze scherpe hoektanden en het feit dat we levend verbranden in de zon. Mensen kunnen Weerlingen niet zomaar herkennen, en dus kunnen zij gemakkelijker onopgemerkt hun ding doen. Maar de mensen maken op meerdere plekken gebruik van technologie die een snellere hartslag en hogere lichaamstemperatuur kan opsporen. Ik heb gewoon mazzel dat ze nooit hadden verwacht dat Vampyren hun eigen hoektanden zouden afvijlen en dat ze zich daardoor makkelijker om de tuin laten leiden.

‘Zürich was anders.’

‘Hoe dan?’

‘Weerlingen en mensen konden gewoon zichzelf zijn. Net als een aantal Vampyren. Ze woonden allemaal in de stad.’

‘Wauw.’ Ik weet dat dat soort plekken bestaan: waar de banden tussen de soorten niet onder hoogspanning staan en waar naast elkaar leven, of zelfs samenleven, normaal is. Ik kan me er alsnog niet echt iets bij voorstellen. ‘Had je een Vampyr-vriendinnetje?’ Ik wijs naar mijn ringvinger. ‘Als je eenmaal een Vamp hebt gehad, wil je nooit meer iets anders.’

Hij schenkt me een lange, gekwelde blik. ‘Het zal je verbazen, maar de Vampyren wilden niets met ons te maken hebben.’

‘Stelletje snobs.’ Ik leg mijn hand weer op mijn schoot en begin te spelen met mijn trouwring. ‘Waarom ging je helemaal naar Zürich? Was je op de vlucht voor Roscoe?’

‘Op de vlucht?’ Ik zie een grijns op zijn gezicht verschijnen. ‘Roscoe vormde nooit een dreiging. Niet voor mij.’

‘Dapper van je. Of arrogant.’

‘Misschien allebei,’ geeft hij toe. Ineens zie ik een ernstige uitdrukking op zijn gezicht verschijnen. ‘Het is lastig om het concept dominantie uit te leggen aan iemand die niet over de juiste hardware beschikt.’

‘Lowe, was dat nou een computermetafoor?’ Hij kijkt me weer aan alsof ik absoluut niet met hem zou mogen spotten, en ik begin te lachen. ‘Toe nou. Doe dan in elk geval een poging.’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Als je iemand zonder neus ontmoette en moest uitleggen hoe het is om te ruiken, wat zou je dan zeggen?’ Hij kijkt me verwachtingsvol aan. En ik open mijn mond een stuk of vijf keer… om hem vervolgens weer gefrustreerd te sluiten. ‘Precies.’ Hij klinkt niet eens zo zelfgenoegzaam als zou kunnen. ‘Zo was het met Roscoe ook. Hij was volwassen, ik was net geen puber meer. Maar ik wist altijd al dat hij nooit van me zou kunnen winnen, en dat wist hij ook, net als ieder ander in de roedel. Ik kan hem niet uitstaan, maar ik ben dankbaar dat hij me lange tijd geen reden heeft gegeven om hem uit te dagen.’

Totdat Roscoe een despotische leider werd, bedoelt hij. ‘Waarom veranderde hij?’

‘Geen idee. Zijn standpunten werden heel snel een stuk radicaler.’ Hij likt zijn volle lippen en tuurt in de verte, overmand door een herinnering. ‘Ik kreeg het belletje en had niet eens tijd om langs mijn appartement te gaan, onderweg naar het vliegveld. Mijn moeder had luidkeels geprotesteerd tegen een plundertocht. Ze was gewond en Ana had niemand die haar kon verdedigen.’

‘Shit.’

‘Er zaten elf uur en veertig minuten tussen het moment dat ik het belletje kreeg en dat ik de auto parkeerde op Cals oprit en Ana huilend in Misha’s kamer zag zitten.’ Hij klinkt emotieloos, op een bijna verontrustende manier. ‘Ik was doodsbang.’

Ik kan me er niets bij voorstellen. Of toch wel? Die eerste paar dagen na Serena’s verdwijning had ik het zo druk met mijn zoektocht naar haar, dat ik vergat om in bad te gaan of me te voeden, totdat mijn hoofd bonsde en mijn lichaam koortsig aanvoelde.

‘Ben je ooit teruggegaan naar Zürich? Om je spullen op te halen? Om…’ Alles af te sluiten. Om afscheid te nemen van het leven dat je had opgebouwd. Misschien had je vrienden, een vriendin, een lievelingsrestaurant. Misschien sliep je ’s ochtends wel uit of ging je een lang weekend op reis in Europa om te kijken naar… gebouwen of zo. Misschien had je dromen. Ben je teruggegaan om dat alles terug te vinden?

Hij schudt zijn hoofd. ‘Mijn huisbaas heeft me het een en ander opgestuurd. De rest is weggegooid.’ Hij krabt aan zijn kaak. ‘Ik voel me schuldig dat ik mijn vieze ontbijtborden in de gootsteen had laten staan.’

Ik grinnik. ‘Dat is wel echt jouw ding, hè?’

‘Wat?’ Hij kijkt me aan.

‘Het jezelf kwalijk nemen dat je niet perfect bent.’

‘Als je mijn vaat wilt doen, hou ik je niet tegen.’

‘Ha, ik dacht het niet.’ Ik duw zachtjes met mijn schouder tegen de zijne, zoals ik doe met Serena als ze koppig doet. Hij verstijft, lijkt even een ademloze spanning te voelen en ontspant dan langzaam weer wanneer ik me van hem af beweeg. ‘Dus… dat dominantie-gedoe. Is Cal de op een na dominantste Weerling van de roedel?’ Dit klinkt vreemd, alsof ik mijn woorden willekeurig uitkies. Poëzie gemaakt met koelkastmagneten.

‘We zijn geen militaire organisatie. Een roedel kent geen strikte hiërarchie. Ik vertrouw Cal gewoon.’

Het kan niet ellendiger zijn dan een willekeurige Raad waar je alleen voor in aanmerking komt als je wieg toevallig bij een bepaalde familie stond. En de mensen verkiezen leiders zoals gouverneur Davenport. Er is duidelijk geen ideale oplossing. ‘Moest hij ook iemand uitdagen om je vertrouweling te worden? Ken, misschien?’

‘Het is echt niet oké dat ik weet over wie je het hebt.’

Ik grinnik. ‘Tsja, hij heeft zich nooit voorgesteld.’

‘Ludwig. Hij heet Ludwig. En onze roedel heeft meer dan tien vertrouwelingen die allemaal binnen hun kluwen worden verkozen.’

‘Kluwen?’

‘Een web van met elkaar verbonden families. Meestal wonen ze dicht bij elkaar. Iedere vertrouweling brengt verslag uit aan de alfa. Na Roscoe zijn er nieuwe vertrouwelingen verkozen, wat betekent dat dit voor de meesten van hen net zo nieuw is als voor mij. Mick is de enige die zijn positie kon behouden.’

‘Je bedoelt dat hij de enige is die niet heeft geprobeerd om jou te vermoorden?’

‘Ja.’ Zijn lach zou verbitterd kunnen zijn, maar is dat niet. ‘Hij en zijn metgezel waren goed bevriend met mijn moeder. Shannon was vroeger ook een vertrouweling.’

‘Heb je haar gedood?’ vraag ik terloops, en hij gaat me echt van dit dak af duwen.

‘Misery.’

‘Dat is geen rare vraag, gezien jouw geschiedenis.’

‘Nee, ik heb de metgezel van de man die vroeger mijn luiers verschoonde niet vermoord.’ Hij wrijft over zijn slapen. ‘God, dat hebben ze allebei gedaan. Ze hebben me leren fietsen en prooi leren opsporen.’

‘Wat is er met haar gebeurd?’

‘Ze is twee jaar geleden overleden, tijdens een confrontatie aan de oostelijke grens. Met mensen, denken we.’ Hij slikt moeizaam. ‘De zoon van Mick is daar ook overleden. Hij was zestien.’

Ik zie mijn soortgenoten er wel voor aan om zoiets te doen, maar krimp alsnog ineen. ‘Dat verklaart waarom hij altijd zo melancholiek is.’

‘Hij ruikt naar rouw. Continu.’

‘Nou, hij is mijn favoriete Weerling.’ Ik sla mijn armen om mijn knieën. ‘Hij is altijd zo lief voor me.’

‘Dat komt omdat hij een zwak heeft voor mooie vrouwen.’

‘Wat heeft dat met mij te maken?’

‘Je weet donders goed hoe je eruitziet.’

Ik lach zachtjes, verrast door dit dubieuze compliment.

‘Waarom doe je dat altijd?’ vraagt hij.

‘Wat?’

‘Als je lacht, hou je je hand voor je lippen. Of je lacht met je mond gesloten.’

Ik haal mijn schouders op. Ik was me er niet van bewust, maar het verbaast me niets. ‘Is dat niet overduidelijk?’ Blijkbaar niet, aan zijn verwarde blik te zien. ‘Oké, ik ga me even heel kwetsbaar opstellen.’ Ik haal diep, theatraal adem. Druk mijn vingertoppen tegen elkaar. ‘Mogelijk is dit je volledig ontgaan, maar ik ben niet zoals jij. Ik ben geen mens of Weerling, maar een andere soort, genaamd…’

‘Misery.’ Hij pakt mijn pols beet. Mijn adem stokt in mijn keel. ‘Waarom verstop je je hoektanden?’

‘Dat moest van jou.’

‘Nee, ik droeg je op om agressie niet met agressie te beantwoorden. Ik zei dat ik niet wilde thuiskomen om mijn vrouw uit elkaar gereten aan te treffen, met haar slachtoffer in nog kleinere stukjes uiteengereten naast haar.’ Zijn hand omsluit mijn pols nog steeds. Warm. Een beetje strakker. Ik voel dat mijn wangen beginnen te gloeien door zijn aanraking. ‘Dit is anders.’

Is dat zo? Zou jíj me niet verscheuren?

‘Kom op, Lowe.’ Ik ruk mijn arm los en trek hem tegen me aan. ‘Je weet best hoe mijn tanden eruitzien.’

‘Kom op, Misery,’ zegt hij spottend. ‘Dat weet ik donders goed en daarom snap ik niet waarom je ze verstopt.’

We staren naar elkaar alsof we een spelletje spelen en de ander willen laten verliezen. ‘Moet ik ze laten zien?’ Ik probeer hem uit de tent te lokken, maar hij knikt alleen maar ernstig.

‘Ik wil wel graag weten waar we mee te maken hebben, ja.’

‘Nu?’

‘Tenzij je specifiek gereedschap nodig hebt of al een afspraak hebt staan. Is het tijd voor je bad?’

‘Je wilt mijn hoektanden zien. Nu.’

Ik zie iets van medelijden in zijn blik verschijnen.

‘Het is gewoon…’ Ik weet niet zeker waarom ik het zo erg vind als hij mijn tanden zou zien. Misschien denk ik gewoon terug aan toen ik negen was, hoe de glimlach altijd van het gezicht van mijn menselijke verzorgers verdween zodra ik naar hen lachte. Een chauffeur die een kruisje sloeg. Een miljoen andere incidenten door de jaren heen. Serena was de enige die het nooit erg vond. ‘Is dit een val? Wil je mijn ingewanden gebruiken om je plantjes mee te bemesten?’

‘Dat zou bijzonder inefficiënt zijn. Ik kan je ook gewoon een duwtje geven. Niemand in mijn roedel zou daar vragen bij stellen.’

‘Opschepper.’

Hij houdt theatraal zijn armen achter zijn rug. ‘Ik ben ongevaarlijk.’

Hij is even ongevaarlijk als een landmijn. Hij kan hele sterrenstelsels vernietigen met een strenge blik en wat gegrom. ‘Goed dan. Maar als jouw wolf-instincten op hol slaan van mijn Vampyr-tanden, moet je niet vergeten dat je hier zelf om hebt gevraagd.’

Ik weet niet zeker hoe ik moet beginnen. Grommen, mijn bovenlip optillen met mijn vingers, zoals de menselijke tandarts doet in reclames voor tandpasta, in zijn hand bijten voor een live demonstratie… Het lijkt me allemaal niet heel praktisch. En dus glimlach ik gewoon. Als de kille lucht tegen mijn tanden blaast, schreeuwt een dierlijke drang in mijn brein dat ik tegen de lamp ben gelopen. Ik ben betrapt. Ik…

Voel me eigenlijk wel prima.

Lowe’s pupillen worden groot. Hij bestudeert mijn hoektanden aandachtig, zoals hij alles aandachtig doet, zonder achteruit te deinzen of een poging te doen om me op te eten. Beetje bij beetje wordt mijn glimlach steeds een stukje oprechter. Ondertussen kijkt hij alleen maar.

En kijkt.

En blijft kijken.

‘Gaat het wel?’ Mijn stem brengt hem terug naar het hier en nu. Hij maakt een vaag, grommend geluidje, dat niet bepaald bevestigend klinkt.

‘En je…’ Hij schraapt zijn keel. ‘Gebruikt ze niet?’

‘Wat? O, mijn hoektanden.’ Ik strijk met mijn tong over de rechter, en Lowe sluit zijn ogen en kijkt weg. Hij vindt het te smerig, of hij is bang. Arme kleine alfa. ‘We drinken allemaal uit bloedzakken en maken daar vrijwel nooit een uitzondering op.’

‘Wanneer dan wel?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Drinken uit een levend wezen is vrij achterhaald, vooral omdat het zo’n gedoe is. Ik denk wel dat elkaars bloed drinken soms onderdeel kan uitmaken van de seks, maar weet je nog dat ik als kind werd verbannen en nu algemeen bekendsta als een afschuwelijke Vampyr?’ Ik zou Owen moeten dwingen om de nuances aan me uit te leggen, maar… bah. Het is niet alsof ik ooit zo dicht bij een andere Vampyr in de buurt wil komen. ‘Ik zal je niet bijten, Lowe. Maak je maar geen zorgen.’

‘Ik maak me geen zorgen.’ Hij klinkt hees.

‘Mooi. Zeg, nu ik je mijn angstaanjagende wapens heb laten zien, neem je me dan mee naar Emery? Je bent je bruidje immers een huwelijksreis verschuldigd. Het was aangenaam zakendoen met je. Ik ga mijn koffers pakken en…’ Ik wil gaan staan, maar zijn hand trekt me met een ruk weer naar beneden.

‘Leuk geprobeerd.’

Ik slaak een zucht en leun achterover. Mijn gezicht betrekt wanneer ik de dakpannen in mijn rug voel prikken. De hemel is bezaaid met sterren en even verliezen we ons in de stilte. ‘Zal ik je een geheimpje vertellen?’ vraag ik voorzichtig. ‘Iets wat ik nooit aan iemand heb willen toegeven?’

Een van zijn armen strijkt tegen mijn dij wanneer hij zich omdraait om me aan te kijken. ‘Het verbaast me dat je het dan aan mij wilt vertellen.’

Mij ook. Maar ik heb dit altijd in mijn eentje gedragen en de nacht voelt zo zacht. ‘Serena en ik kregen fikse ruzie, een paar dagen voor haar verdwijning. Onze ergste ruzie ooit.’ Lowe zegt niets. Precies wat ik nodig heb. ‘We hadden regelmatig ruzie, meestal over onzinnige dingen, en soms hadden we even nodig om af te koelen. We zijn samen opgegroeid en konden elkaar als geen ander irriteren. Zusjes, weet je wel? Zij spuugde in de handtasjes van de verzorgers die gemeen tegen me deden en ik las haar erotische verhalen voor toen ze zo ziek was dat ze een infuus nodig had. Maar ik vond het ook afschuwelijk dat ze soms gewoon dagenlang haar telefoon niet opnam, en zij vond het denk ik vreselijk dat ik zo’n kille trut kon zijn. Na die laatste ruzie kookten we allebei van woede. En toen kwam ze niet opdagen om me te helpen met het verschonen van mijn bed, ook al wist ze dat dat echt een rotklus is. En nu blijven de dingen die ze zei maar door mijn hoofd spoken. Als haaien die in geen maanden te eten hebben gehad.’

Ik kan Lowe’s gezichtsuitdrukking vanaf hier niet zien. Ideaal. ‘En wat zeggen de haaien?’

‘Ze had me helemaal opgehemeld bij een heel tof bedrijf. Het was een goede baan, uitdagend. Slechts een handjevol mensen in het land was geschikt voor die baan. En ze bleef me maar vertellen hoe goed dat werk bij me zou passen, wat een goede kans het was, en ik zag het nut er gewoon niet van in. Ja, het was een interessantere baan en ik zou meer verdienen, maar ik bleef me maar afvragen waarom. Waarom zou ik dat doen? Wat zou ik ermee bereiken? En dat vroeg ik aan haar en ze…’ Ik haal diep adem. ‘Ze zei dat ik geen doel meer had. Dat ik om niets of niemand gaf, inclusief mezelf. Dat ik vastliep, alles uitzichtloos was en dat ik mijn leven verspilde. En ik zei dat dat niet waar was, dat dingen me wel degelijk wat konden schelen. Maar ik… ik kon gewoon niets verzinnen. Behalve haar.’

… deze neerwaartse spiraal van je, Misery. Ik bedoel, ik snap het, de eerste twintig jaar van je leven wist je dat je elk moment het loodje zou kunnen leggen, maar dat is niet gebeurd. Je bent er nog. Je kunt gaan leven!

Luister, je bent niet mijn moeder of mijn psycholoog. Waar haal je het lef vandaan om…

Ik ben het in elk geval aan het proberen! Mijn leven was ook klote, maar ik ben aan het daten, probeer een betere baan te krijgen, ik heb hobby’s. Jij zit gewoon te wachten tot alles voorbij is. Je bent leeg vanbinnen. En ik wil dat je ergens om geeft, Misery. Maakt niet uit wat, als ik het maar niet ben.

De haaien knagen aan de binnenkant van mijn schedel en ik kan ze niet laten stoppen tot ik Serena heb gevonden, maar in de tussentijd kan ik ze wel afleiden. ‘Hoe dan ook.’ Ik ga glimlachend rechtop zitten. ‘Nu ik zo lief ben geweest om mijn hart bij je te luchten, wil je mij nu ook iets vertellen?’

‘Dat is niet hoe…’

‘Dat hele metgezelgebeuren, hoe zit dat precies?’

Lowe’s gezicht vertrekt geen spier, maar ik weet dat ik een hele toren van notitieblokken kan vullen met redenen waarom hij dit gesprek niet wil voeren. ‘Geen sprake van.’

‘Waarom niet?’

‘Daarom niet.’

‘Toe nou.’

Hij klemt zijn kaken op elkaar. ‘Dat is iets van de Weerlingen.’

‘Ja, daarom vraag ik je ook om het mij uit te leggen.’ Want ik vermoed dat het niet alleen het Weerling-equivalent is van een huwelijk, of een geregistreerd partnerschap of het commitment dat je aangaat als je maandelijkse betalingen deelt voor meerdere veel te dure streamingdiensten die je vervolgens weer vergeet op te zeggen.

‘Nee.’

‘Lowe, toe nou. Je hebt me wel grotere geheimen toevertrouwd.’

‘Ah, verdomme.’ Zijn gezicht betrekt en hij wrijft in zijn ogen. Ik geloof dat ik heb gewonnen.

‘Ga je nu weer zeggen dat ik niet over de juiste hardware beschik?’

Hij knikt en lijkt het bijna jammer te vinden.

‘Dat hele dominantiegebeuren begreep ik ook.’ We hebben de afgelopen vijftien minuten echt grote vooruitgang geboekt samen. ‘Geef me een kans.’

Hij kijkt me aan. Ineens lijkt hij veel te dichtbij. ‘Jij wilt dat ik jou een kans geef,’ zegt hij, met een onleesbare blik in zijn ogen.

‘Ja. Dit hele rivaliserende-soorten-die-al-eeuwen-tegen-elkaar-strijden-totdat-de-zwakste-soort-een-bloederige-ondergang-tegemoetgaat-om-een-einde-te-maken-aan-al-die-zinloze-strijd-gedoe werkt inderdaad nogal ontmoedigend, maar…’

‘Maar?’

‘Geen maar. Zeg het gewoon.’

Er verschijnt een glimlach om zijn lippen. ‘Een metgezel is…’ De krekels vallen stil. We horen alleen de golven, zachtjes brekend in de nacht. ‘Voor wie je voorbestemd bent. Degene die voor jou is bedoeld.’

‘En hoe is dat anders dan de menselijke middelbare scholieren die teksten in elkaars jaarboek schrijven voordat ze naar een universiteit aan de andere kant van het land vertrekken?’

Ik mag dan wat cultureel ongevoelig reageren, maar hij haalt vriendelijk zijn schouders op. ‘Ik ben nooit een menselijke middelbare scholier geweest. Misschien kun je die ervaringen wel met elkaar vergelijken. De biologie is, uiteraard, een heel andere zaak.’

‘De biologie?’

‘Er vinden… fysieke veranderingen plaats als je je partner ontmoet.’ Hij kiest zijn woorden zorgvuldig. Misschien houdt hij iets voor me achter.

‘Liefde op het eerste gezicht?’

Hij schudt zijn hoofd, maar zegt: ‘Op een bepaalde manier misschien wel. Maar al je zintuigen zijn erbij betrokken. Ik heb nog nooit gehoord van iemand die zijn of haar partner puur met het oog herkende.’ Hij likt zijn lippen. ‘Geur is erg belangrijk, net als aanraking, maar er is meer. Het verandert iets in je brein. Het is een chemisch proces. Er zijn artikelen over geschreven, maar die zul je vast niet begrijpen.’

Ik zou dolgraag een academisch Weerling-tijdschrift lezen. ‘Heeft iedere Weerling er eentje?’

‘Een metgezel? Nee. Het is vrij zeldzaam. De meeste Weerlingen gaan er niet van uit, en het is absoluut niet de enige manier om een fijne romantische relatie te ontwikkelen. Cal is bijvoorbeeld heel gelukkig. Hij heeft zijn vrouw ontmoet op een dating-app en ze hebben jarenlang een knipperlichtrelatie gehad voordat ze gingen trouwen.’

‘Dus hij heeft met minder genoegen genomen?’

‘Zo zou hij het niet zien. De liefde met een metgezel is niet superieur aan andere soorten liefde. Het is niet waardevoller dan je leven doorbrengen met je beste vriend of vriendin tot je van diens grillen begint te houden. Het is gewoon anders.’

‘Als ze zo gelukkig zijn, kan zijn vrouw dan niet zijn metgezel zijn? Heeft hij de signalen misschien gemist toen hij haar ontmoette?’

‘Nee.’ Hij staart naar het door de maan verlichte wateroppervlak. ‘Toen we nog jong waren, was ik erbij toen de zus van Koen haar metgezel ontmoette. We waren aan het hardlopen. Ze rook haar en verstijfde ineens, midden op het veld. Ik dacht dat ze een hartaanval kreeg.’ Hij glimlacht. ‘Ze zei dat het voelde alsof ze nieuwe kleuren had ontdekt. Alsof de regenboog er een paar strepen bij had gekregen.’

Ik krab aan mijn voorhoofd. ‘Dat klinkt als iets fijns.’

‘Het is… heel fijn. Maar niet altijd hetzelfde,’ mompelt hij, alsof hij tegen zichzelf praat. Alsof hij het verwerkt terwijl hij het erover heeft. ‘Soms is het gewoon een onderbuikgevoel. Iets wat je beetpakt en nooit meer loslaat. Je wereld staat op zijn kop, ja, maar het… is er ook gewoon. Nieuw, maar tijdloos.’

‘Voelde het voor jou zo? Met jouw metgezel?’

Deze keer kijkt hij me wel aan. Ik weet niet waarom het zo lang duurt voordat hij simpelweg ‘ja’ zegt.

God. Dit is echt ongelooflijk klote.

Lowe heeft een metgezel en dat is blijkbaar geweldig. Maar zijn metgezel zit gevangen bij mijn soortgenoten, terwijl hij met mij is getrouwd.

‘Ik vind het heel rot voor je,’ flap ik eruit.

Hij kijkt me kalm aan. Te kalm. ‘Dat is nergens voor nodig.’

‘Dat bepaal ik zelf wel. Ik kan mijn excuses aanbieden. Ik kan me op mijn knieën werpen en…’

‘Waarom bied jij je excuses aan?’

‘Omdat ik over maximaal een jaar weer vertrek.’ Zijn welzijn is niet mijn verantwoordelijkheid, maar er is hem al zoveel afgenomen. En dat alles is vervangen door zware, allesomvattende plichten. ‘Jij kunt dan weer samenzijn met je metgezel en dan leven jullie nog gebeten en gelukkig. Er wordt gebeten, toch?’

‘Ja. De beet is…’ Zijn ogen vliegen naar mijn nek. Blijven daar even hangen. ‘Belangrijk.’

‘Het ziet er pijnlijk uit. Die van Mick, bedoel ik.’

‘Nee,’ zegt hij hees, terwijl hij me in zich opneemt. Mijn hart slaat een paar slagen over. ‘Niet als je het goed doet.’

Hij moet er een hebben op zijn lichaam. Een geheim, begraven in zijn huid, onder het zachte katoen van zijn shirt. En hij moet er eentje hebben achtergelaten op zijn metgezel, een litteken om hem naar huis te leiden, om te volgen met zijn vingers in het holst van de nacht.

Ineens besef ik iets. Een angstaanjagende mogelijkheid.

‘Het is altijd wederzijds, toch?’

‘De beet?’

‘Dat partnergedoe. Als je iemand ontmoet en het gevoel hebt dat dat je metgezel is en je biologie verandert… dan verandert die van de ander ook, toch?’ Ik heb geen gesproken antwoord nodig, want ik zie aan zijn stoïcijnse, duidelijk leesbare gezichtsuitdrukking al dat het antwoord nee is. ‘O, shit.’

Ik ben geen romanticus, maar dat idee is afschuwelijk. Het feit dat je wellicht voorbestemd bent om samen te zijn met iemand die dat gewoon… niet wil. Niet kan. Die niet hetzelfde voelt. Alle gevoelens ter wereld, maar dan onbeantwoord. Onbegrepen en ongebonden. Een brug van chemie en fysica die halverwege stopt en nooit wordt afgebouwd.

Als je daarvan afvalt, breek je elk botje in je lichaam.

‘Dat klinkt echt afschuwelijk.’

Hij knikt bedachtzaam. ‘Vind je?’

‘Dan heb je levenslang.’ Geen kans op een eerdere vrijlating. Alleen jij en een celgenoot die nooit zal weten dat je bestaat.

‘Misschien.’ De schouders van Lowe spannen zich aan en ontspannen dan weer. ‘Mogelijk heeft het ook wel iets afschuwelijks dat het nooit compleet zal zijn. Maar misschien is de wetenschap dat de ander bestaat…’ Ik zie hem slikken. ‘Daar kan ook genot in schuilen. Tevredenheid, in de wetenschap dat zoiets moois bestaat.’ Zijn lippen openen en sluiten een paar keer, alsof hij alleen de juiste woorden kan vinden door ze eerst te oefenen. ‘Misschien hoeft niet alles beantwoord te worden. Misschien hoef je niet altijd alles te hebben.’

Ik lach vol ongeloof. ‘Wat een wijsheid van iemand met een metgezel die zijn liefde duidelijk beantwoordt.’

‘O ja?’ Hij reageert geamuseerd, maar er zit meer achter zijn reactie.

‘Niemand die ooit een onbeantwoorde liefde heeft gehad, zou zoiets zeggen.’

Hij glimlacht geheimzinnig naar me. ‘Is dat hoe jouw liefdesleven is geweest? Onbeantwoord?’

‘Welk liefdesleven?’ Ik laat mijn kin op mijn knieën rusten. Nu is het mijn beurt om naar het glinsterende meer te turen. ‘Ik ben een Vampyr.’

‘Doen Vampyren niet aan liefde?’

‘Niet op die manier. En we hebben het er al helemaal niet over.’

‘Waarover? Relaties?’

‘Gevoelens. We leren nooit om daar veel belang aan te hechten. Er wordt ons heel duidelijk gemaakt dat alleen het welzijn van het collectief ertoe doet. Het voortbestaan van onze soort. De rest komt later. Althans, zo heb ik het altijd opgevat. Ik snap de gebruiken van mijn soortgenoten niet zo. Serena vroeg me vaak wat normaal was in de Vampyr-samenleving en ik kon het haar nooit vertellen. Toen ik na mijn tijd als Onderpand probeerde om terug te keren, was dat…’ Ik krimp ineen. ‘Ik wist niet hoe ik me moest gedragen. Ik sprak de Taal niet goed. Ik snapte niet wat er speelde, weet je wel?’ Ja, hij weet waar ik het over heb. Dat voel ik gewoon.

‘Ben je daarom teruggegaan naar de mensen?’

‘Dat was minder pijnlijk,’ zeg ik, in plaats van ‘ja’. ‘Om me alleen te voelen bij een groep waar ik toch nooit bij zou horen.’

Hij slaakt een zucht en trekt zijn knieën op, met zijn handen ertussen verstrengeld. Een gedachte schiet door me heen: op dit moment voel ik me niet echt alleen.

‘Je hebt gelijk, Lowe. Ik beschik niet over de hardware om te begrijpen wat een metgezel hebben precies inhoudt, en ik kan me niet voorstellen hoe het is om iemand te ontmoeten en zo’n band te voelen als die je beschrijft. Maar…’ Ik sluit mijn ogen en denk terug aan vijftien jaar geleden. Een verzorger klopte op mijn deur en stelde me voor aan een meisje met donkere haren, kuiltjes in haar wangen en donkere ogen. Ik haal trillend adem. ‘Ik heb de software wel kunnen installeren. Want ik heb hem van Serena gehad. En misschien heb ik haar af en toe teleurgesteld, misschien was ze kwaad op me, maar voor het grote geheel maakt dat niets uit. Ik begrijp dat je bereid bent om het in je eentje tegen Emery op te nemen of dat je alles wilt opofferen voor je roedel. Ik snap dat, want ik voel hetzelfde voor Serena. En ik kan niet goed onder woorden brengen waarom, want gevoelens zijn hartstikke lastig voor me, maar ik wil graag mee. Ik wil je helpen om de persoon te vinden die Ana pijn wil doen. En ik denk dat Serena trots op me zou zijn, want het is me eindelijk gelukt om ergens om te geven. Al is het maar een beetje.’

Hij neemt me veel te lang in zich op, in de door de maan verlichte nacht. ‘Dat was een stoere speech, Misery.’

‘Stoer is mijn tweede naam.’

‘Je tweede naam is Lyn.’

Shit. ‘Stop met mijn dossier te lezen.’

‘Nooit.’ Hij ademt in. Kantelt zijn hoofd naar achteren. Staart naar dezelfde sterren die ik al de hele nacht in kaart probeer te brengen. ‘Als we dat gaan doen… Als ik je meeneem, doen we het op mijn manier. Om jouw veiligheid te waarborgen.’

Ik voel hoop opbloeien in mijn hart. ‘Wat is jouw manier? Met architectuur? In de Korintische bouwstijl?’

Ik ben niet grappig. Maar dat is hij ook niet.

‘Als je meegaat, Misery, moet ik je markeren.’

Bride

Bride

Score 9.0
Status: Completed Type: Author: Ali Hazelwood Released: 2024 Native Language:
Romance
Bride is a standalone paranormal romance novel by Ali Hazelwood, known for her witty, emotionally rich stories. This book blends fantasy with romance, featuring a reluctant marriage between a human woman and an ancient vampire to prevent a war between humans and supernatural beings. As their forced union turns unexpectedly tender, secrets emerge that may reshape the fate of their world—and their hearts. Packed with passion, politics, and paranormal intrigue, Bride delivers a refreshing twist on vampire romance.