Switch Mode
Home Bride Chapter 19

Chapter 19

HOOFDSTUK 19

HOOFDSTUK 19

 

 

 

 

Ze kent geen angst, en die gedachte jaagt hem de stuipen op het lijf.

 

 

 

 

‘Die vraag die je me zojuist hebt gesteld… die staat me niet aan.’

Ik wist niet dat ik zoveel controle over mijn oogspieren had, maar ik moet alles op alles zetten om niet met mijn ogen te rollen wanneer ik Owen hoor praten. Normaal gesproken zou ik de beleefdheden achterwege laten, maar ik heb nog antwoorden nodig van mijn broer.

Gelukkig toont Ludwig geen interesse in mijn videogesprek. Eerder vandaag, toen ik hem in de serre een bos rozen zag snoeien en hem vroeg of ik met mijn broer kon praten, keek hij me aan alsof ik hem om toestemming vroeg om een tatoeage van een ‘lijger’ te laten zetten. ‘Het maakt mij niet uit. Lowe zegt dat je mag gaan en staan waar je wilt. Bel wie je wilt.’ Hij viel even stil. ‘Misschien is het handig als je niet aan telefoonseks gaat doen, maar dat is aan jou.’

‘Bestaat telefoonseks nog wel?’

‘Ik weet vrij zeker dat alle soorten seks nog bestaan en zullen blijven bestaan totdat de zon de aarde verschroeit.’ Hij snoeide weer verder en voegde eraan toe: ‘Als je pizza gaat bestellen, bestel dan een extra grote.’

Ik weet niet zeker waarom een Vampyr een pizza zou bestellen, maar ik zou nu dolgraag aan de lijn hangen met een verveelde tiener die me extra knoflookbrood probeert aan te smeren. Maar helaas ben ik op dit moment overgeleverd aan het oordeel van mijn niet-zo-liefhebbende broer.

‘Jouw afkeer breekt mijn hart,’ zeg ik tegen hem in de Taal, met een uitgestreken gezicht. ‘Geef toch maar antwoord.’

‘Van wie heb je gedronken?’

Ik breng mijn gezicht in de plooi. Nog meer dan voorheen. ‘Ik zei helemaal niet dat ik van iemand heb gedronken.’

‘Nee. Je vroeg of het negatieve gevolgen heeft als je van een levend wezen drinkt en ik heb deze briljante conclusie zelf getrokken. Want je bent nooit nieuwsgierig geweest naar dit onderwerp, en ik ben verdomme niet gek. Wie is het?’

Ik blaas langzaam mijn adem uit. ‘Wie denk je?’

Hij slaat zijn handen voor zijn ogen. ‘Je echtgenoot. Je Weerling-echtgenoot. Je alfa-Weerling-echtgenoot.’

‘Doe normaal.’

‘Heb je hem gedwongen?’

‘Wat? Nee.’

Hij vloekt. Hardop. ‘Vertel dit nooit aan vader.’

‘Waarom niet?’

‘Hij zou er misbruik van willen maken.’

‘Hoe is… Hoe zou je hier ooit misbruik van kunnen maken?’

Hij knijpt in zijn neusbrug. ‘Misery, weet je dan helemaal niets?’

‘Wat zou ik moeten weten dan?’

‘Waarom heb je dit nooit geleerd?’

Mijn keel maakt zo’n raar geluid dat Ludwig even opkijkt. ‘Van wie had ik dit moeten leren? Van mijn menselijke verzorgers?’

‘Oké.’ Hij houdt zijn handen in de lucht: een stil bevel dat ik mijn mond moet houden terwijl hij zich herpakt. Ik overweeg even om op te hangen en het aan vader te vragen, puur om Owen te sarren. ‘Het is niet normaal dat hij je van hem laat drinken. Dat een Weerling een Vampyr laat drinken.’

‘Misschien weet Lowe dat niet.’

‘Onze soorten zijn al eeuwen vijanden. Denk je nou echt dat ze van jongs af aan niet leren dat er geen grotere schennis is dan je laten leegdrinken door een bloedzuiger? Denk je nou echt dat zijn roedel het goed gaat vinden dat je zijn bloed gebruikt om de mensen die zijn voorouders hebben vermoord in leven te houden?’

Ik denk terug aan het feit dat Emery vol afschuw naar ons keek. Hoe haar vertrouwelingen naar adem hapten. Zelfs Koen moest zijn verbazing onderdrukken toen hij mijn tandafdrukken in de nek van Lowe zag staan.

En ik denk aan Lowe, die me tegen zich aan trok nadat ik zei dat het niet goed ging.

‘Lowe is anders.’

‘Ja, dat blijkt. En dit is overduidelijk iets waarover je moet zwijgen tot in het graf. Het is duidelijk dat er een… vriendschap tussen jullie is ontstaan.’

Daar denk ik even over na. Dan knik ik.

‘Dus hij mag je graag.’ Hij wrijft over zijn voorhoofd. ‘Dit is vreemd. Ik ben blij dat je nog leeft en dat je mogelijk nog even in leven kunt blijven, maar…’

‘Het is vreemder dan dat. Toen ik van hem dronk…’

‘Misery.’ Hij schenkt me een vernietigende blik. ‘Ik heb in Vampyr-gebied de puberteit doorgemaakt. Ik weet precies wat er is gebeurd toen je van hem dronk. Rep er met geen woord over. Mensen die negen maanden een placenta hebben gedeeld, moeten dit soort dingen niet met elkaar bespreken.’

Bloos ik nou? Jazeker. ‘We zijn een twee-eiige tweeling, dus we hebben nooit een placenta of navelstreng gedeeld. Hoogstens een baarmoeder.’

‘Alsnog, hou dat verhaal maar lekker voor je.’ Owen legt zijn hoofd in zijn nek en staart naar het plafond.

‘Kun je me gewoon vertellen of dit negatieve gevolgen gaat hebben voor Lowe? Ik wil zeker weten dat ik hem geen pijn heb gedaan.’

Owen slaakt een zucht. ‘Zolang je niet te veel hebt gedronken, komt het wel goed met hem. En met jou waarschijnlijk ook. Vampyren drinken echter niet zo vaak van Weerlingen, dus we weten er niet al te veel van af.’

‘Oké.’ Gelukkig. ‘Bedankt, dit helpt. Fijn leven nog verder. Ik ga nu ophangen…’

‘Misery, luister goed naar me. Er is een reden dat onze soort stopte met drinken uit levende wezens zodra de technologie ons in staat stelde om veilig bloed af te tappen en te bewaren. Drinken van een levende bron is niet alleen een daad die lastig te scheiden is van seks: het heeft hormonale en biologische gevolgen die op het moment zelf triviaal lijken, maar op de lange termijn behoorlijk kunnen opstapelen. Daarom wordt het Vampyren al eeuwenlang afgeraden: we moeten seks hebben met zo veel mogelijk mensen en voor nageslacht zorgen, in plaats van dat we relaties ontwikkelen. Als je dit blijft doen, ontstaan er complexe dynamieken die…’ Hij stopt abrupt met praten en schudt zijn hoofd. Ik zie een zachtere uitdrukking op zijn gezicht verschijnen en vraag me af of hij dit eerder heeft gedaan. Of hij dit zou willen met iemand anders. ‘Doe het niet weer, Misery. Sluit vriendschap met hem. Bouw lekker samen een kippenren. Heb seks met hem, als je dat wilt. Maar drink niet meer van Lowe Moreland.’

Ik ben de hele nacht geïrriteerd dat mijn nutteloze broer mij probeert te vertellen wat ik wel en niet kan doen. Een paar uur later ben ik nog steeds chagrijnig wanneer ik de keuken in loop, nadat ik Ana een verhaaltje heb voorgelezen over een irritante lama die terecht wordt gepest door een geit.

De keuken is donker en verlaten. Ik open de koelkast en pak de pot pindakaas. Het is niet alsof ik van plan was om ooit nog van Lowe te drinken. Ik denk ook niet dat hij dat zou willen, gezien de dubieuze bijwerkingen. Ik ben hier om Serena te vinden en dat ben ik niet vergeten. Maar Owen heeft het recht niet om…

‘De man naar wie jij en Alex zoeken. Hij is Ana’s vader, nietwaar?’

‘Ja.’ Ik haal stijfjes mijn schouders op en stop mijn lepel in de pot met pindakaas. ‘Hij leek me de meest logische persoon die Serena…’ Ik draai me om wanneer ik ineens besef dat ik niet meer tegen mezelf sta te praten. Lowe staat bij de tafel, zijn armen over elkaar geslagen. Ik zie een onleesbare blik in zijn ogen. ‘Sinds wanneer ben jij hier?’

‘Sinds net.’

‘O.’ We hebben elkaar niet echt meer gesproken sinds twee nachten geleden, toen we elkaar ongemakkelijk loslieten nadat Ana wakker werd en om een glas water vroeg. Hij ging voor me staan, een oprechte blik in zijn ogen. Hij leek net zo van slag als ik, en vertrok om voor haar te zorgen. Ik kroop mijn kast in, onder de berg kussens en dekens, en glimlachte toen ik hen zachtjes hoorde kletsen over de roze giraffe. Zij… nee, Ana heeft de giraffe Glitter de Tweede genoemd.

Gisteren was een soort overlegdag. Een heleboel Weerlingen kwamen langs om hun zorgen, adviezen en verzoeken uit te spreken tegenover hun alfa. Ik bleef daar heel ver vandaan, maar de meeste gesprekken vonden plaats bij de pier, en het uitzicht vanuit mijn raam was echt fascinerend: het was interessant om te zien hoe ver Lowe’s verantwoordelijkheden reiken. Ik hoorde hoe warm en spontaan hij omging met de roedelleden, en zag dat velen van hen even bleven hangen om een grapje te maken of uit te spreken hoe opgelucht ze zijn dat Roscoe er niet meer is.

Ik denk dat ik jaloers was. Misschien wilde ik ook even wat tijd met de alfa doorbrengen. Misschien ben ik er, tijdens ons reisje, aan gewend geraakt dat hij altijd in de buurt is.

‘Ana’s vader. Waarom?’ Hij praat alsof we de beleefdheid voorbij zijn en misschien is dat ook wel zo.

‘Waarom niet?’

Hij trekt een wenkbrauw op.

‘Wat als hij er wel van wist? Wat als hij je moeder uiteindelijk wel geloofde? Wat als hij het aan iemand heeft verteld?’

Hij houdt zijn hoofd schuin ten teken van nieuwsgierigheid, net als een wolf. Hij maakt een instemmend geluidje om aan te geven dat ik door kan praten.

‘Serena kon veel, maar ze was niet goed met computers. Het was met haar niet zo erg gesteld als met jou…’ Ik doe mijn best om de nijdige blik van Lowe te negeren. ‘Maar als ík geen sporen van Ana kon vinden tijdens mijn zoektochten, is de kans echt heel klein dat zij in haar eentje iets heeft gevonden. Dat betekent dat iemand het haar heeft verteld, en wij moeten ontdekken wie dat was.’ Ik schud mijn hoofd en verwonder me voor de miljoenste keer over Ana’s bestaan. Ze leeft. Ze is perfect. Ik had nooit durven bedenken dat iemand zoals zij bestond. Hoe is Serena haar op het spoor gekomen? De theorie waar ik me aan blijf vasthouden, is dat iemand Ana’s verhaal heeft gedeeld met een ambitieuze, jonge journalist. Maar de Serena die ik kende, zou nooit, maar dan ook nooit Ana’s identiteit aan de grote klok hangen. ‘Lowe, als je je er ongemakkelijk bij voelt of als je het idee hebt dat ik inbreuk maak op de privacy van je moeder, dan vind ik het ook niet erg om dit in mijn eentje uit te zoeken.’

‘Nee, dat is niet zo. Het klinkt logisch. Ik zou willen dat ik er eerder aan had gedacht.’

‘Oké. Nou, fijn dat je akkoord gaat. Juno zei al dat we een goed team vormen samen.’

‘Maar jij zei dat…’

‘Ach, dat is zo lang geleden.’ Ik maak een luchtig handgebaar en voel een zelfgenoegzame grijns op mijn gezicht verschijnen, inclusief hoektanden. Hij beantwoordt mijn glimlach, bescheiden en warm. En dan lijken we voor een impasse te staan: ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen en hij ook niet. De gebeurtenissen van de laatste keer… Nee, de laatste twéé keer dat we samen waren, beginnen eindelijk tot ons door te dringen.

Ik ben geen lafaard, maar ik denk niet dat ik dit aankan.

Ik wilde heel graag bij hem zijn, maar nu weet ik niet meer zo zeker wat ik met hem moet. Dus ik doop mijn lepel opnieuw in de pindakaas, gewoon om iets te doen te hebben, en stop hem in mijn mond. ‘Nou, ik denk dat ik maar weer eens in bad moet gaan zodat ik niet naar snot ruik. Daarna heb ik een spannende date met Alex, dus…’

‘Stinkt snot?’ vraagt hij.

‘Ik… Dat zou jij toch moeten weten?’

‘Geen idee. Weerlingen zijn nooit verkouden.’

‘Opschepper.’

‘Word jíj weleens verkouden?’

‘Nee, maar ik ben een dame en daarom schep ik daar niet over op.’

‘Je zou meer op een dame lijken zonder pindakaas op je neus.’

‘Kut. Waar?’

Hij zegt niets, maar loopt naar voren om het aan te wijzen. Hij loopt tegen me aan totdat ik tussen hem en het aanrecht klem sta, en… Ben ik nou in een hoek gedreven? Door een Weerling? Een wolf? De schurk uit de sprookjes?

Ja.

Ja, ik ben in een hoek gedreven en nee, ik ben niet bang.

‘Hier.’ Hij veegt over het puntje van mijn neus. Hij houdt zijn duim omhoog om mij het kleine beetje pindakaas te laten zien. Ik zou me moeten afvragen hoe het überhaupt op mijn gezicht is terechtgekomen. Maar in plaats daarvan leun ik naar voren en lik ik Lowe’s duim schoon.

Ik heb er meteen spijt van.

Ik heb er totaal geen spijt van.

Alle conflicterende gevoelens razen door me heen en zijn pupillen worden groot op een manier die voor mij onmogelijk zou zijn. Hij staart naar mijn mond met een betoverde, afwezige uitdrukking op zijn gezicht.

Ik had het niet moeten doen. Ik voel een steek in mijn maag van iets wat pijn zou kunnen zijn, gecombineerd met iets anders. Iets zoets en heets. ‘Ana voelt zich stukken beter,’ zeg ik, in de hoop dat ik de spanning tussen ons zo wat kan verlichten.

We zijn continu aan het touwtrekken, Lowe en ik. We duwen en trekken, op zoek naar een kostbare balans op de rand van deze… wat deze afgrond ook is waar we altijd in dreigen te vallen. We wisselen elkaar af in de chaos.

‘Ze is helemaal beter,’ stemt hij in. We staan te dicht op elkaar om dit gesprek te kunnen voeren. We staan gewoon… heel dicht op elkaar.

‘Ze is weer net zo irritant als altijd.’

Hij zet een kleine stap achteruit, amper een paar centimeter, en ik kan wel janken van opluchting, of teleurstelling, of allebei. ‘Ja,’ zegt hij, ook al heb ik geen vraag gesteld die hij kon beantwoorden. Hij sluit het gesprek af, hij wil gaan. Hij staat op het punt om te gaan.

‘Wacht,’ flap ik eruit.

Hij stopt. Vraagt niet eens waarom ik hem vasthou, verbonden met mij. Hij weet het. De sfeer tussen ons is zo ongemakkelijk en overweldigend en geladen dat hij zich niet meer van de domme kan houden.

‘Weet je…’ begint hij, met een klein, afbrekend, ongewoon onzeker handgebaar, net als ik zeg: ‘Wanneer heb jij…’

We vallen tegelijkertijd stil en laten de zinnen tussen ons in hangen. De stilte zwelt aan, verdubbelt en wordt zo overweldigend dat ze ontploft in mijn brein.

Deze keer kom ik dichterbij. Ik ben heerlijk licht in mijn hoofd. ‘Wat gebeurt er toch? Wat is dit tussen ons?’

‘Weet ik niet,’ zegt hij. En dan. ‘Dat was een leugen. Ik weet het wel.’

Ik weet het ook. Mijn maag is een lege, open steek van pijn. ‘Je hebt een metgezel.’

Hij knikt traag. ‘Daar denk ik vrijwel continu aan.’

‘En ik ben een Vampyr.’ Ik moet mijn hoektanden likken om me van dat feit te verzekeren. Want mijn soortgenoten willen de zijne niet aanraken. Zo gaat dat gewoon niet.

‘Klopt.’ Hij kijkt naar mijn tanden en ja… Hij vindt ze helemaal niet lelijk.

‘Dit kan niet echt zijn, toch?’

Hij blijft stil. Alsof ik het antwoord zelf moet uitzoeken en hij dat niet voor me kan doen.

‘Het voelt gewoon zo echt,’ zeg ik tegen hem. Ik heb het warm. Ik gloei. Ik wist niet dat mijn lichaam zo warm kon worden. ‘Ik ben bang dat ik het misschien verkeerd interpreteer.’

Een van zijn handen, groot en warm, slaat om mijn middel. Eerst voorzichtig, maar dan stevig, alsof een enkele aanraking zijn hebzucht kan verdubbelen. ‘Het geeft niet, Misery.’ Zijn duim klimt omhoog, wrijft over de fijne haartjes in mijn nek en ik ril in zijn armen. ‘We kunnen gewoon samen zijn,’ fluistert hij.

Plotseling weet ik niet meer zo zeker of er iets mis is met het feit dat we op het punt staan om te kussen. Het voelt goed. Ik heb nog nooit iemand gekust, en ik vind het een fijn idee dat mijn eerste kus bijzonder is. En Lowe… Lowe is bijzonder. En zoveel meer dan dat.

Ik tril op mijn benen. Kan niet helder nadenken. Ben uit balans gebracht. Maar dat is normaal. Wie zou dat niet zijn, naast iemand zoals hij? Gelukkig kan hij me erdoorheen slepen. Ik ga op mijn tenen staan en leun naar zijn aanraking toe. Ik voel me trillerig.

Ik ben er klaar voor.

Ik voel me gelukkig.

Ik ben licht in mijn hoofd, alsof ik van glas ben gemaakt en elk moment uiteen kan spatten. Mijn ledematen hebben nog nooit zo zwaar gevoeld en ik zou willen dat ik me gewoon op de grond kon laten vallen.

Ja, denk ik. Ik denk dat ik dat gewoon ga doen.

‘Misery.’ De mengeling van bezorgdheid en doodsangst in zijn stem komt uit het niets. ‘Waarom ben je zo…’

Ik voel een helse pijn in mijn lichaam. En dan wordt het pikzwart voor mijn ogen.

Bride

Bride

Score 9.0
Status: Completed Type: Author: Ali Hazelwood Released: 2024 Native Language:
Romance
Bride is a standalone paranormal romance novel by Ali Hazelwood, known for her witty, emotionally rich stories. This book blends fantasy with romance, featuring a reluctant marriage between a human woman and an ancient vampire to prevent a war between humans and supernatural beings. As their forced union turns unexpectedly tender, secrets emerge that may reshape the fate of their world—and their hearts. Packed with passion, politics, and paranormal intrigue, Bride delivers a refreshing twist on vampire romance.