Switch Mode
Home Bride Chapter 21

Chapter 21

HOOFDSTUK 21

HOOFDSTUK 21

 

 

 

 

Ze heeft hem verteld dat Vampyren niet dromen. Maar toch, zodra haar middagdutje voorbij is en de avond nadert, slaapt ze onrustig. Zijn aanraking lijkt haar te troosten, en die gedachte vervult hem met trots en zingeving.

 

 

 

 

Serena kwam aan het einde van een heerlijk milde januari aan bij het huis van het Onderpand, een aantal maanden nadat ik er was komen wonen. Ze werd volwassen aan het begin van een onaangenaam natte april, waarin we vooral druk waren met rekenen om te kijken hoelang we in de echte wereld zouden kunnen leven van het geld dat ze van het Bureau voor de betrekkingen tussen mensen en Vampyren had gekregen. De regen tikte onophoudelijk tegen de ramen. We pakten onze tassen en probeerden te bepalen welke spullen van het afgelopen decennium we wilden meenemen naar onze nieuwe levens. We plozen onze herinneringen uit en maakten onderscheid tussen nare herinneringen en herinneringen die nog steeds naar waren, maar die we desondanks niet konden loslaten.

Toen arriveerde hij: een kind van acht, het nieuwe Onderpand dat door de Vampyren was gestuurd voor zijn officiële inwijdingsceremonie. Hij werd vergezeld door dokter Averill en een aantal andere raadsleden die ik had ontmoet tijdens verschillende diplomatieke evenementen. Een zee vol lilakleurige ogen. De ouders van de jongen schitterden door afwezigheid.

Het was een duidelijk teken dat we te lang deden over ons vertrek, maar we haastten ons niet. Serena staarde naar het kind dat door de vlekkeloze gangen dwaalde, waar we onze knieën hadden geschaafd, ruziemaakten over de regels van verstoppertje, bijzonder slechte choreografieën oefenden, klaagden over de wreedheid van onze verzorgers, ons afvroegen of we er ooit bij zouden horen en in paniek raakten over hoe we contact moesten houden wanneer onze tijd samen erop zou zitten.

‘Waarom zijn het altijd kinderen?’ vroeg ze.

‘Hij is vast familie van een of andere belangrijke gast.’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Dat is de afschrikwekkende werking van het Onderpand, dat werkt alleen als het de erfgenaam van een prominente familie is. Iemand die waardevol is voor een machtig persoon.’

Ze snoof. ‘Dan hebben ze je vader nooit ontmoet.’

‘Au,’ zei ik lachend.

Het kind hoorde ons en liep op ons af. Zijn ogen staarden naar mijn mond, alsof hij vermoedde dat ik op hem leek. Toen hij op ons af kwam lopen, ging Serena op haar hurken zitten zodat ze hem in de ogen kon kijken. ‘Als je hier niet wilt zijn,’ zei ze, ‘als je liever met ons meegaat, dan moet je het maar zeggen.’

Ik denk niet dat ze een plan had. Zelfs geen vergezocht, onmogelijk plan puur voor de vorm. En ik weet niet hoe we het kind hadden moeten redden – ontvoeren? – als hij ons had gevraagd om hem mee te nemen. Waar zouden we hem hebben verborgen? Hoe hadden we hem moeten beschermen?

Maar zo was Serena nou eenmaal. Stoer. Zorgzaam. Vastberaden om altijd het juiste te doen.

Het kind zei: ‘Dit is een eer.’ Dat klonk ingestudeerd, te formeel voor zo’n jochie. Heel anders dan hoe ik klonk toen ik negen jaar oud was en ik vader keer op keer op keer op keer smeekte om te mogen terugkeren naar Vampyr-gebied. ‘Het is een voorrecht om het Onderpand te mogen zijn.’ Hij draaide zich om en vertrok.

Ik was volwassen, eindelijk vrij en koos ervoor om niet aanwezig te zijn bij zijn ceremonie.

Dit is geen belangrijke herinnering voor me. Ik denk er amper aan terug, maar nu wel: nu ik wakker ben, vlak voor zonsondergang. Misschien komt het door wat er is gebeurd nadat het kind ons verliet. Serena was vastberaden om de hele wereld te vernietigen: de Vampyren, de mensen en alle anderen die hadden meegewerkt aan het Onderpand-systeem.

Ik luisterde naar haar relaas zonder haar echt te begrijpen, want ik voelde vooral berusting. Ik had niet veel vechtlust meer over en kon het laatste beetje waar ik nog wel over beschikte niet uitgeven aan iets wat zo hopeloos en onveranderlijk was. Het was al uitputtend genoeg om elke ochtend weer wakker te worden in zo’n vijandige wereld. Haar woede was bewonderenswaardig, maar ik kon me er niet in herkennen.

Nu wel. In het schemerige, gele licht dat door het gordijn in mijn kast en op de muren schijnt, met de pijn die ik voel tot in mijn botten, snap ik waarom ze zo kwaad was. Iets in mij moet zijn veranderd, maar ik voel me nog steeds een vrij getrouwe versie van mezelf: uitgeput, maar woedend. Bovenal blij dat ik nog leef. Want ik heb werk te doen. Ik heb iets waar ik om geef. Mensen die ik wil beschermen.

En ik wil dat je ergens om geeft, Misery. Maakt niet uit wat, als ik het maar niet ben.

Nou, Serena, je bent hier nog steeds bij betrokken, of je dat nu wilt of niet. Maar Ana is er ook nog. En Lowe, die echt iemand nodig heeft die voor hem zorgt. Sterker nog, ik moet naar hem toe.

Ik heb verschillende pogingen nodig om op te staan. Lowe is niet in zijn kamer. Ik wikkel een deken om mijn schouders en ga naar beneden. De reis voelt vijf keer langer dan normaal, maar wanneer ik de woonkamer binnenloop, tref ik hem daar aan, omringd door een stuk of vijftien mensen.

Zijn vertrouwelingen. Allemaal. Een paar van hen ken ik, maar de meesten zie ik voor het eerst. Ze hebben vast een vergadering, want iedereen kijkt heel ernstig. Een knappe Weerling met cornrows zegt iets over voorraden en ik hoor net het staartje van zijn uitleg, zie verschillende mensen knikken en raak vervolgens de draad weer kwijt wanneer een bekende stem een nieuwe vraag stelt.

Want die stem is van Lowe.

De rest van de kamer vervaagt. Ik leun tegen de deurpost en staar naar zijn bekende gezicht: de donkere kringen onder zijn lichte ogen en de stoppels die hij niet heeft geschoren. Hij praat geduldig, met autoriteit. Ik blijf hangen en luister, meer naar het ritme van zijn diepe stem dan naar wat hij te zeggen heeft. Ik ben tot op het bot vermoeid, maar kan nu eindelijk tot rust komen.

Dan valt hij stil. Zijn lichaam verstijft wanneer hij zich omdraait, ineens intens gefocust op mij. Alle anderen staren ook, zonder het amper verhulde wantrouwen dat ik van hen zou verwachten.

‘Tijd om te gaan,’ beveelt Lowe somber. ‘We praten straks verder.’

‘O ja.’ Ik bloos. Ik ben me er ineens van bewust dat ik halfnaakt ben en een belangrijk roedeloverleg verstoor, dat waarschijnlijk gaat over hoe ze moeten omgaan met het eeuwigdurende conflict met míjn soortgenoten. ‘Het was niet mijn bedoeling om jullie te onderbreken.’ Maar hij loopt naar me toe, en wanneer de vertrouwelingen gaan staan, besef ik dat ik niet degene ben die wordt weggestuurd.

Lowe is in zijn menselijke vorm en ik vraag me af of mijn ontmoeting met de witte wolf een hallucinatie was. Zijn vertrouwelingen lopen langs ons. Sommigen van hen knikken naar me wanneer ze vertrekken, een paar kloppen me op mijn rug. Ze wensen me allemaal beterschap. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen, totdat Lowe en ik eindelijk alleen zijn. ‘Nou.’ Ik wijs sierlijk naar mezelf. ‘Volgens mij heb ik het overleefd.’

Hij knikt ernstig. ‘Gefeliciteerd.’

‘Dank je. Hoelang ben ik bewusteloos geweest?’

‘Vijf dagen.’

Ik sluit mijn ogen. ‘Wauw.’

‘Ja.’ Er schuilt een heel universum in dat woordje. Ik wil het verkennen, maar raak afgeleid door de kleine spierspasmes in zijn vingers. Alsof hij zijn best moet doen om me niet vast te pakken.

‘Voeren we… jullie… oorlog? Met de Vampyren?’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Het scheelde weinig. De Raad was erg van streek.’

‘Ach ja. Vader zal er wel kapot van zijn geweest.’ Maar niet heus.

Aan Lowe’s gespannen kaak zie ik precies hoe weinig dit mijn vader kon schelen. ‘Toen we zeker wisten dat je het zou overleven, vertelde Averill de Raad dat het gif ook schadelijk is voor Weerlingen. En aangezien je het hebt binnengekregen via Weerling-eten, is het onwaarschijnlijk dat jij het beoogde slachtoffer was.’

‘O god.’ Ik verberg mijn gezicht tegen het houten deurkozijn. ‘Weet vader van de pindakaas?’

‘Is dat je grootste zorg?’

‘Ik weet niet goed wat dit over mij zegt, maar… ja.’ Ik slaak een zucht. ‘Was het gif bedoeld voor Ana?’

‘Dat kunnen we niet zeker weten. Maar zij is de enige in huis die regelmatig pindakaas eet. Naast jou dan.’

Ik knijp mijn ogen dicht. Ik ben te moe om iets te kunnen doen met de woede die door mijn lichaam raast. ‘Hoe is het met haar?’

‘Ze is veilig. Ik heb haar laten wegbrengen.’

‘Waarheen?’ Ineens besef ik dat dat mogelijk geheime informatie is. ‘Weet je wat, laat ook maar. Dat is vertrouwelijk.’

Hij aarzelt geen seconde. ‘Ze is bij Koen. En dat is inderdaad vertrouwelijk. Niemand weet het verder.’

‘O.’ Ik masseer mijn nek. Ik begrijp niet waarom hij me vertrouwt. Niet omdat ik het geheim ooit zal verklappen, maar omdat hij weet dat ik dat nooit zou doen, al hing mijn leven ervan af. Ik geef om hen en dat weet hij.

‘Was het Emery? Waren het de Getrouwen?’

‘Weet ik niet,’ zegt hij voorzichtig. ‘Ik kan niemand anders bedenken met een motief, laat staan iemand die dit voor elkaar zou kunnen krijgen.’

‘Maar?’

‘We houden al Emery’s communicatie in de gaten. We hebben bewijs gevonden dat zij en haar handlangers verantwoordelijk waren voor de brandstichting afgelopen lente bij een van de scholen in het oosten. Maar als zij verantwoordelijk is voor het plan om Ana te ontvoeren, heb ik daar geen bewijs van kunnen vinden.’ Hij perst zijn lippen op elkaar. ‘Ik ga jou ook elders onderbrengen.’

‘Hoezo?’

‘Bij de Vampyren. Of de mensen, als je dat liever hebt. Koen is ook een optie. Hij zal je beschermen en Ana zal heel blij zijn om je weer te zien. Ik vind het ook wel een fijn idee als jullie samen zijn.’

‘Lowe.’ Ik zet een stap dichterbij en schud mijn hoofd. Waar ik nu, blijkbaar, duizelig van word. ‘Dit is niet de eerste keer dat iemand heeft geprobeerd om me te doden en ik vertik het om… Ik wil niet weg.’ Waarom zou ik? Ik dacht dat we… ‘We zijn een team, toch? En wat gebeurt er met de wapenstilstand als ik vertrek?’

‘Dat doet er niet toe. Je vader hoeft het niet te weten. Ik regel alles en dan ben je zo vrij als…’

‘Nee.’

Ik besef pas hoe luid ik dat woord heb uitgesproken als het door de kamer galmt. Heel even zie ik het schuldgevoel en de intense pijn waar Lowe mee worstelt op zijn gezicht verschijnen. Hij slaakt een zucht en laat zijn hoofd hangen.

‘Ik heb je bijna de dood ingejaagd, Misery.’

‘Dit was niet jouw schuld, maar van iemand anders. We moeten achterhalen wie hierachter zit. Samen.’

‘Het is mijn taak om jou te beschermen en ik heb gefaald. Het is onder mijn neus gebeurd, terwijl ik naast je stond.’

‘Nou, kijk eens aan.’ Ik voel mijn wangen warm worden. ‘Een goede reden voor mij om niet te vertrekken. Sterker nog, je moet nog dichter bij me in de buurt blijven.’ Ik zeg het half flirterig en dat brengt zijn hoofd net zo hard op hol als dat van mij. Hij loopt naar me toe en ademt scherp in. Hij praat verhit, amper hoorbaar, sissend.

‘Ken jij verdomme helemaal geen angst?’

‘Nee.’

‘Ik wel, genoeg voor ons allebei.’ Hij spant de spieren in zijn kaak aan en de intensiteit van zijn woede is bijna tastbaar. ‘Hoe gaat het met je?’ vraagt hij na een tijdje, zijn stem weer kalm. Hij verandert zo abrupt van onderwerp dat ik nog duizeliger word.

‘Ik voel me een beetje vies.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Alsof de vliegen om me heen zouden moeten zoemen. Alhoewel, misschien beter van niet, want dan blijven ze aan mijn huid plakken.’

‘Je hebt meerdere keren je lakens nat gezweet.’

Dat is knap, want Vampyren hebben amper zweetklieren. ‘Heeft dokter Averill ze verschoond?’

‘Nee, ik.’

‘O.’

‘Juno heeft me geholpen. Soms. Wanneer ik dat kon toelaten. Toen ik weer rustig was.’ Hij veegt met zijn handpalm over zijn gezicht. ‘Het was moeilijk voor me.’

‘Wat?’

‘Om je zo te zien. Om anderen aan je te laten zitten wanneer je gewond bent of ziek of gewoon… Überhaupt, eigenlijk. Als iemand anders aan je zit, is dat…’ Hij veegt met de achterkant van zijn hand over zijn mond. Ik snap het niet, maar dan ineens wel wanneer hij zegt: ‘Ik weet niet meer wie ik kan vertrouwen.’

‘Ah.’

‘Ik vertik het om jou te laten…’

Ik pak zijn schouders vast. ‘Lowe, ik bepaal zelf wat ik doe. En je kunt me vertrouwen.’ Ik glimlach naar hem. ‘Toe nou. Ik blijf en ik ga je helpen en ik ga…’ Ik haal diep adem.

Nee. God, nee.

‘Douchen. Ik ga douchen. Ik had echt niet door hoe erg ik stink. Ik word er zelf gewoon misselijk van.’

Hij neemt me nauwlettend in zich op. Hij bereidt ongetwijfeld meer weerleggingen voor, verzamelt meer argumenten, staat op het punt om me te laten wegvoeren. Maar hij begint er niet over. In plaats daarvan zie ik een flauwe glimlach om zijn mond verschijnen. Ineens pakt hij me op, met zijn armen onder mijn rug en knieën. ‘Wat ben je… Wat gebeurt er?’

‘Je moet inderdaad worden gewassen,’ zegt hij, terwijl hij me de kamer uit draagt.

‘Ga je me afspoelen met de tuinslang?’

‘Misschien.’ Maar hij brengt me naar mijn badkamer, zet me neer op de marmeren wastafel en laat het bad vollopen. Ik ben niet zo zwak dat ik dit niet zelf zou kunnen doen, maar ik vind het fijn om naar zijn gracieuze bewegingen te kunnen kijken en de hypnotiserende bewegingen van zijn spieren onder zijn shirt te zien wanneer hij zich vooroverbuigt om het bad te laten vollopen. Ik denk aan Owen, de enige persoon die het mogelijk erg vond dat ik bijna het loodje heb gelegd. Ik moet contact met hem opnemen. Ik moet Lowe vragen naar zijn metgezel. Als Weerling-onderpand was ze vast doodsbang, want mijn dood zou de hare worden. Ik durf te wedden dat Lowe dat donders goed wist, en vreesde voor haar leven.

Maar ik geloof ook dat hij om me geeft. Heel veel.

Hij pakt een lichtpaars flesje van de plank. Ik kan de geur niet ruiken, maar als de stoom de ruimte vult, vul ik mijn longen met de warme lucht. Ik mag dan niet de persoon zijn voor wie Lowe is voorbestemd, maar dat betekent niet dat hier niets speelt. En ik heb zo weinig gehad in mijn leven, dat ik weet dat het zinloos is om alles of niets te eisen. Ik ben goed geworden in roeien met de riemen die ik heb.

‘Het bad is klaar,’ zegt hij met zijn diepe, aardse stem.

Het is net een droom, maar we denken hetzelfde. Ik ga staan en maak mijn haren los. Ik strijk erdoorheen tot het om mijn schouders valt. Ik trek verder alles uit en sta daar naakt, met mijn bleke, koele, kleverige huid.

Zou ik nerveus moeten zijn? Want dat ben ik niet. Lowe… Ik weet niet zo goed hoe hij zich voelt. Hij doet zeker niet alsof het hem allemaal niets doet en neemt me uitgebreid in zich op: zijn ogen volgen elke ronding van mijn lichaam, meer dan eens. Ze verraden weinig, maar verbergen niets. Ik zie er niet uit als een Weerling. Ik zit niet strak in mijn vel en heb geen zichtbare spieren. Ofwel Lowe wist dat hij dat niet kon verwachten, ofwel hij vindt het niet erg. Zijn ogen staan glazig terwijl ik een stap naar voren zet, en wanneer hij me zijn hand aanbiedt, pak ik die aan. Ik ben slaperig, wiebelig. Hij laat me in het bad zakken.

‘Dit is fijn,’ verzucht ik, zodra ik in het water zit. Ik leun naar voren, met mijn voorhoofd tegen mijn knieën, en laat mijn haren om me heen drijven.

‘Zeker.’ Hij zit niet in bad, maar misschien heeft hij het over de wankele warmte van dit onuitgesproken verbond. Dit moment dat we delen. Hij pakt een washandje van de plank en doopt het in het water.

Hij strijkt als eerste zachtjes over mijn gebogen nek. ‘Dus je bent er zo eentje,’ zeg ik, terwijl mijn lichaam direct ontspant bij zijn aanraking.

‘Wat voor eentje?’

‘Iemand die een washand gebruikt.’

Ik hoor zijn glimlach doorklinken in zijn stem. ‘Als je een spons bij je hebt…’

‘Ik gebruik niets,’ stel ik voor.

Want het is zeker een voorstel. Een verzoek, zelfs. Maar hij zegt niets en gaat verder met mijn armen, beginnend bij mijn schouder. Zijn handen bewegen stevig, maar trillen wel een beetje. Misschien vindt hij dit nog spannender dan ik. ‘Het leek te brutaal,’ geeft hij eindelijk toe. Ik zie een olijfkleurige tint op zijn wangen verschijnen en zijn stem klinkt hees. Hij beweegt geduldig naar mijn enkel en dan langzaam omhoog over mijn been.

Ik besluit om brutaal te zijn. Ik pak zijn hand en streel met mijn duim over elke knokkel, een voor een. Als hij wat ontspant, steel ik het washandje en laat het wegdrijven. Ik weet dat hij aan me wil zitten. Ik weet dat hij het niet zal vragen. Ik weet dat hij wil dat ik dit doe: dat ik zijn hand op mijn knie leg, deze keer zonder stof ertussen.

Zijn adem stokt even en versnelt. Zijn kaak beweegt, alsof hij op de binnenkant van zijn wang bijt. De huid van mijn dij glinstert terwijl hij naar me staart en zijn vingers knijpen steviger in mijn huid. We staan op de rand van iets prachtigs, iets waar we allebei naar verlangen.

Maar Lowe houdt zich toch in. Hij knijpt zijn ogen dicht en gaat staan om mijn rug schoon te schrobben.

Ik moet mijn best doen om niet teleurgesteld te kreunen. ‘Lafaard,’ fluister ik grappend.

Als wraak leunt hij naar voren om mijn nek te kussen, zoals hij deed in het vliegtuig. Hij zuigt en likt en bijt zachtjes. Het is een subtiele herinnering dat hij heel anders is dan ik, tot een heel andere diersoort behoort. Als we dit gaan doen, moeten we het een en ander bespreken.

‘Heb je… Hoe hebben Weerlingen seks?’

Hij lacht zachtjes tegen mijn huid, maar ik voel dat het hem iets doet. ‘Maak je je zorgen?’

Ik leun met mijn hoofd achterover. ‘Moet dat?’

Hij masseert mijn borstbeen. ‘Ik zal je geen pijn doen. Nooit.’

‘Weet ik. Ik weet niet waarom ik het vroeg.’ Ik sluit mijn ogen en hij accepteert mijn uitnodiging.

Ik verlies mezelf in zijn aanraking en vraag me af hoe iets waar zo weinig voor nodig is, zo goed kan voelen. Hij blijft hangen bij mijn borsten, rondom mijn heupen, maar ook op alle andere plekken. Alle rondingen en hoeken. Alle zachte, gevoelige plekjes. Mijn huid tintelt met een onbekend soort genot. Lowe gaat pijnlijk langzaam te werk: hij vindt plekjes die hij wil verkennen, vertraagt. Ik hoor zijn ademhaling versnellen in mijn oren, onderbroken door zachte, goedkeurende geluidjes. Hij neemt zijn tijd en gaat pas verder wanneer hij vindt dat hij zijn taak heeft volbracht. Dit heeft iets heel seksueels, ongetwijfeld, maar het is meer dan dat. Ik word ontdekt. In kaart gebracht. Gesust en tegelijkertijd ontwaakt.

‘Wat ben je mooi,’ fluistert hij. Het is meer een terloopse gedachte dan een verklaring, en ineens trek ik het niet meer. Met mijn ogen nog steeds gesloten, zoekt mijn hand onder water naar de zijne. Ik verstrengel onze vingers en breng ze naar de binnenkant van mijn dij. Het is een geruisloze smeekbede.

‘Ik ben zo moe,’ verzucht ik. ‘En ik wil het heel graag.’

‘God, Misery.’ De geur van zijn hartslag zegt me dat hij niets liever wil dan dit. En toch lijkt het erop dat hij me wil vragen of ik dit wel echt zeker weet, en dan zal ik hem uitlachen. Of hem iets toesnauwen.

‘Lowe. Wil je helpen? Alsjeblieft?’

Zijn ‘fuck’ klinkt zacht en is met ontzag vervuld, maar zijn vingers verschuiven naar de plek waar ik ze hebben wil. Zijn knokkels strijken nog maar amper tegen mijn schaamlippen, maar ik sis precies wanneer hij inademt. We happen samen naar adem, volledig in harmonie. ‘Oké.’ Het woord lijkt uit het diepste van zijn borst te komen. ‘Oké.’

Zijn duim vindt mijn klit en draait warme, ritmische cirkels. Lowe likt zijn lippen en vraagt half grommend: ‘Zo?’

Ik knik. Het is niet wat ik zelf zou doen, maar het werkt, op de een of andere manier zelfs beter. We zijn allebei wat onhandig, maar hij ontdekt waar hij me moet aanraken. Hoelang. Hoe hard. ‘Ja.’ Ik bijt op mijn onderlip, hoektanden ontbloot, en druk me tegen hem aan.

‘De nacht dat we elkaar ontmoetten, toen je van het balkon de trap af kwam lopen,’ kreunt hij tegen mijn schouder. ‘Toen dacht ik er al aan om dit te doen.’

Om de een of andere reden passen we ongelooflijk goed bij elkaar, want ik voel elke beweging van zijn vingers diep in de ziel die ik eigenlijk niet zou moeten hebben. ‘Ja?’ Het hete, toenemende gevoel in mijn onderbuik verandert in een chaotische hitte. Ik rol met mijn heupen en krom mijn rug. Koele lucht streelt mijn natte tepels.

‘Je leek het koud te hebben in je jumpsuit.’ Hij zuigt in mijn nek, op dezelfde plek waar hij zoog toen we bij Emery op de landingsbaan stonden. ‘Je zag er zo mooi uit en zo vastberaden en zo fucking eenzaam.’

Ik rij tegen zijn hand aan en kreun schaamteloos door het lege, opgezwollen gevoel vanbinnen. Ik grijp blindelings met beide handen naar zijn gespierde arm.

‘Ik overwoog om je mee te nemen. Ik overwoog om een deken voor je te halen.’ Zijn wijsvinger glijdt naar binnen, en na iets te verschuiven, geef ik tegendruk. ‘Ik overwoog om je te laten klaarkomen met mijn mond tot je niet meer kon.’

Het genot barst in me los als vuurwerk: een gloed van hitte en opluchting. Ik pak Lowe’s hand vast, krul me tegen zijn arm aan en begin hevig te trillen. Een kreet welt op in mijn keel, maar ik slik hem in tot alleen een zacht gekreun overblijft. Dan wordt alles wazig, niet meer dan bonkende harten en hijgende ademhalingen. Lowe staart me met open mond aan en ik zie zijn adamsappel op en neer bewegen. Zijn ijzige ogen turen in de mijne en ik…

Ik lach. Hijgerig en hees.

‘Wat?’ Hij klinkt uitgeput. Alsof hij bijna een punt heeft bereikt waarvan hij niet meer kan terugkeren. Ik pulseer nog steeds om zijn hand en hij staart naar het water dat tegen mijn stijve tepels klotst, terwijl hij zijn lippen likt.

‘Ik…’ Ik schraap mijn keel. Ik kan niet stoppen met lachen. ‘Kunnen we zoenen?’

‘Wat?’

‘Dat hebben we nog niet gedaan. Dat zou ik wel fijn vinden. Als dat een keer kan.’

‘Een keer,’ herhaalt hij, verdwaasd. Zijn hand pakt de zachte binnenkant van mijn dij en ik voel hem trillen omdat hij zich zo moet inhouden.

‘Nu, als je dat wilt. Maar ik maak me wel zorgen.’

Hij fronst. ‘Hoezo?’

‘Om mijn hoektanden. Wat nou als ik je opensnij? Of per ongeluk op je lippen bijt?’

‘Je hebt me eerder gebeten. Toen vond ik het ook niet erg.’ Hij leunt gretig naar voren. ‘Dat zal nu niet anders zijn.’

Het werkt niet meteen. Mijn neus stoot tegen de zijne, ik beweeg mijn hoofd net iets te snel opzij en mijn handen glijden van de gladde rand van het bad. ‘Misery,’ mompelt hij tegen mijn mondhoek wanneer zijn lippen daar op de een of andere manier terechtkomen. Hij lijkt mijn gebrek aan coördinatie helemaal niet erg te vinden.

Maar dan krijgen we de smaak te pakken en o…

Het is een intense kus die meteen overweldigend goed voelt. Ik ben voorzichtig, bang dat ik hem pijn zal doen, maar Lowe laat zich helemaal gaan. Als een beest. Hij is degene die het tempo aangeeft, die zachtjes bijt en zuigt en blauwe plekken veroorzaakt. Hij gebruikt zijn duim om mijn kaak naar boven te kantelen en pakt mijn nek vast met zijn grote hand zodra hij tevreden is met mijn positie. De kus voelt meteen heel intens en ik geef me eraan over, aan de manier waarop hij mij laat draaien, alsof hij mijn smaak van alle kanten wil verkennen.

Ik trek me iets terug om naar adem te happen, maar hij geeft me slechts een seconde voordat hij om meer vraagt. Hij likt mijn hoektanden en ik voel dat tot in mijn kern. Zijn verlangen is tastbaar: wild, gefrustreerd. Ik wil daar iets aan doen.

Voor hem.

‘Lowe,’ mompel ik tegen zijn mond, terwijl ik mezelf dwing om te gaan staan. Warm water gutst over mijn huid en hij volgt de reis die elke druppel aflegt. Hij leunt naar voren om zijn lippen tegen de zachte huid onder mijn navel te drukken en gaat staan om me af te drogen.

De voorkant van zijn shirt is nat. Mijn wimpers kleven aan elkaar door het water en hij kust de druppels uit mijn ogen. ‘Ik was bang.’ Het klinkt als een bekentenis. ‘Je werd helemaal slap in mijn armen en ik was zo fucking bang.’

Ik knik. ‘Ik ook.’

Zijn ogen zijn lichter dan ooit. ‘Kom hier.’

Hij tilt me weer op en ik wil hem eraan herinneren dat ik prima voor mezelf kan zorgen, maar misschien is dit meer voor hem dan voor mij. Ik verstop mijn gezicht in zijn nek en lik instinctief de klieren waarover hij me had verteld.

Zijn hele lichaam rilt, en dan staan we in mijn kamer. Ik verwacht dat we ons op mijn matras laten vallen, maar hij legt me in de kast, op de berg aan dekens en kussens die ik heb verzameld. Dan zet hij ineens een stap naar achteren.

‘Lowe?’

Zijn stem klinkt hees en laag. ‘Je ruikt alsof je net bent klaargekomen.’

Ik staar terug. Hij is zo direct dat ik even niet meer weet wat ik moet zeggen. Ik ben net inderdaad klaargekomen.

‘En ik moet je beffen.’

Moet dat? ‘Oké?’

‘Dat is iets van Weerlingen,’ zegt hij, bijna verontschuldigend.

Ik knik, en als hij zich voorover buigt om zachtjes in mijn heup te bijten, sluit ik mijn ogen en verwelkom ik het: de spanning in de spieren van mijn dijen wanneer ik mijn benen spreid, hoe zijn adem stokt in zijn keel wanneer hij kijkt en kijkt en kijkt. Hoe hees hij kreunt en dan hoe zijn lippen tegen mijn huid voelen.

De manier waarop hij likt en zuigt heeft iets smekends, alsof hij niet meer de volledige controle heeft. En als het genot weer oplaait in mijn buik, kronkel ik tegen zijn lippen en geef ik hem wat hij wil. Ik verstrengel mijn vingers in zijn korte haren, maar hij pakt mijn handen – beide polsen gevangen in zijn grote vingers – en houdt ze zijlings naast mijn lichaam. ‘Niet bewegen,’ beveelt hij. Blijkbaar doet het iets met hem dat hij me zo vasthoudt, want zijn andere arm verdwijnt langs zijn lichaam zijn broek in. De ritmische manier waarop hij de spieren in zijn schouders aanspant, trekt direct mijn aandacht. Hij zit aan zichzelf omdat hij daar zin in krijgt door wat hij met me doet, en dat idee zet me in vuur en vlam.

‘Kan ik niet,’ fluister ik, terwijl ik verder naar hem toe beweeg.

‘Stil.’ Mijn brein vindt het moeilijk te bevatten hoezeer hij hiervan geniet. De geluiden die hij maakt, de overweldigende manier waarop hij mijn klit en vagina kust, het heerlijke schrapende gevoel van zijn stoppels tegen mijn dijen. Ik kan niet meer nadenken, word helemaal gek. En ik sleep hem met me mee.

‘Je bent echt ongelooflijk,’ zegt hij. En wanneer hij een vinger bij me naar binnen laat glijden, voel ik hoe mijn spieren zich eromheen aanspannen. Ik denk niet dat Lowe onervaren is, maar zijn bewegingen komen eerder enthousiast dan vaardig over, en het is gewoonweg perfect. Hij bijt zachtjes op mijn opgezwollen lippen, waardoor ik overeind schiet, en verzacht de pijn vervolgens met zijn tong. Wanneer ik de hitte weer voel toenemen vanbinnen, wanneer de druk oploopt en ik begin te kronkelen, houdt hij me op mijn plek met een arm over mijn heupen. Dat is de reden dat mijn benen beginnen te trillen, mijn tepels pijn doen en ik keihard klaarkom: door Lowe’s aanwezigheid om me heen, in elke molecuul in de lucht.

Wanneer ik niet meer weet waar ik het zoeken moet, kreunt hij tegen mijn vulva en mompelt zacht: ‘Ik ga bijna…’ Hij pakt mijn dijen zo stevig vast dat het bijna pijn doet. Zijn heupen beginnen schokkerig te bewegen en mijn hakken duwen tegen zijn schouder wanneer ik opnieuw pijnlijk hard klaarkom.

Waarschijnlijk verlies ik even het bewustzijn. Want als ik weer bijkom zie ik Lowe over me heen hangen, nog steeds stijf tegen mijn heup. Zijn spijkerbroek is warm en kleverig. Zijn hartslag bonkt tegen de achterkant van mijn tong wanneer hij mijn hoofd naar zijn nek brengt. ‘Ik denk,’ zegt hij vermoeid, hees, ‘dat ik je voor altijd in deze kast ga opsluiten.’

Ik beweeg naar hem toe. ‘Dat zou ik heerlijk vinden.’ Mijn hoektanden strijken zacht over zijn ader, totdat hij gromt. Ik reik naar de knoop van zijn spijkerbroek, klooi er even mee en heb hem bijna geopend als zijn telefoon gaat.

Ik slaak een teleurgesteld geluidje. Lowe pakt mijn heup stevig beet en doet dat nog één keer voordat hij loslaat. Hij kijkt naar het scherm, slaakt een diepe zucht en geeft de telefoon met trillende handen aan mij.

Ik reik naar mijn weggegooide handdoek om mijn lichaam te bedekken en probeer te negeren dat Lowe diepe ademteugen neemt om zichzelf tot kalmte te manen.

Owens begroeting – ‘Gefeliciteerd met het vermijden van je eerste moordaanslag’ – is zo incorrect dat ik de video-oproep bijna meteen weer beëindig.

‘Mijn eerste? Pardon?’

Hij rolt met zijn ogen. ‘Ik bedoel in deze ronde als Onderpand. Excuses. Laat ik het zo zeggen: ik zei dat dit zou gebeuren en je moet verdomme nu meteen weer naar huis komen.’

‘Naar huis.’ Ik tik met mijn vingers tegen mijn kin. ‘Naar de Vampyren die me tot twee keer toe naar vijandelijk gebied hebben gestuurd, bedoel je?’

‘Technisch gezien hebben ze je naar het gebied van een bondgenoot gestuurd, en dat is je bijna fataal geworden, dus kom nu meteen weer terug.’

Ik open mijn mond om hem te vragen of vader soms is overleden en hij raadsman is geworden, maar sluit mijn mond meteen weer wanneer ik Lowe achter me in beeld zie verschijnen. ‘Haar veiligheid heeft mijn hoogste prioriteit,’ zegt hij statig tegen Owen.

Mijn broer kijkt naar mijn blote schouder, de wet-T-shirt-wedstrijd waar Lowe aan mee lijkt te doen, de blos op onze wangen en zegt: ‘Dus jullie neuken écht met elkaar?’

Eigenlijk is het geen vraag. Ik kijk naar Lowe, die weer naar mij kijkt. En even verliezen we onszelf in elkaars blik.

Nog niet, denk ik.

Waren we dat maar, lijkt hij te zeggen.

Misschien kunnen we…

‘Stop met elkaar met je ogen uitkleden waar ik bij ben, dit is incest. Bovendien is het echt niet oké om het bed in te duiken met een andere soort. Misery.’ Owen gaat over op de Taal. ‘Ik moet je iets vertellen. Over je vriendin…’

‘Niet in de Taal,’ onderbreek ik hem.

Hij kijkt me vol ongeloof aan en zijn blik schiet van mij naar Lowe.

‘Hij helpt me om Serena te vinden,’ leg ik uit.

‘Hij helpt jou.’

‘Ja.’

Hij rolt weer met zijn ogen. ‘Drie dagen geleden is er ingebroken in het appartement van je vriendin.’

‘Wat?’ Ik schiet naar voren. ‘Door wie?’

‘Weet ik niet, want de dader heeft geknoeid met de beveiligingscamera’s. Maar ik heb een paar van mijn vrienden naar alternatieve beelden laten zoeken.’

‘Zoals?’

‘Van camera’s in de omringende gebouwen.’

‘Is er iets gestolen?’ vraagt Lowe.

‘Dat is lastig om te zeggen, aangezien het al een teringzooi was toen Serena vertrok.’

Ik masseer mijn slapen en vraag me voor de miljoenste keer af waar mijn vriendin bij betrokken is geraakt.

‘En dat is nog niet alles,’ zegt Owen. ‘Er is iets belangrijks, maar dat kan ik niet telefonisch bespreken. We moeten elkaar onder vier ogen zien.’

Ik kijk vluchtig naar Lowe. ‘Is dat te regelen?’

‘Ja. Geef me een paar uur.’

‘Oké.’ Hij knikt naar Lowe en gaat dan over op de Taal. ‘Ik ben blij dat je nog bij me bent.’ Zijn ogen turen in de mijne en ik geloof bijna dat hij het meent. Als ik de groeven aan weerszijden van zijn mond zie, besef ik dat mijn normaal zo zorgeloze, sarcastische broer dezelfde indruk wekt als Lowe: moe. Bezorgd. Bedrukt.

‘Ik ben ook blij dat ik nog bij je ben,’ zeg ik. Zo open zijn we nog nooit naar elkaar geweest. Het huwelijk heeft me in een doetje veranderd.

‘En ik weet niet wat er tussen jullie speelt, maar neuk elkaar tot het uit jullie systeem is, voordat mensen erachter gaan komen.’ Hij hangt op en ik kijk meteen naar Lowe.

‘Gaan we dat echt doen?’ vraag ik.

Hij schenkt me een zwoele blik. Zijn lippen bewegen even, zonder dat hij geluid maakt. ‘De dingen die ik wil…’

‘Ik bedoel of we met hem gaan afspreken.’

‘O.’ Hij schraapt zijn keel. ‘Zodra ik dat kan regelen.’

Ik knik dankbaar. ‘Dank je. Eh, dat andere ook. Ik zou…’

Zijn telefoon gaat opnieuw over. Hij neemt op, zegt kort ‘Lowe’ en moet zichzelf er duidelijk toe dwingen om van me weg te kijken.

‘Ja. Natuurlijk. Ik zal het regelen.’

Hij stopt de telefoon in zijn zak en blijft langer dan noodzakelijk op de vloer van mijn kast zitten. ‘Ik moet gaan. Roedelzaken. En ik moet me eerst omkleden. Maar ik kom snel weer terug.’

‘Oké. Ik wacht hier wel, denk ik.’ Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Ik begin te beseffen wat er het afgelopen uur is gebeurd. Het begint concreet te voelen. En ongemakkelijk.

Ik denk dat hij wil blijven.

Ik denk dat ik ook wil dat hij blijft.

‘Gedraag je,’ zegt hij wanneer hij opstaat.

En dan buigt hij meteen weer voorover om een kus op mijn voorhoofd te kunnen drukken.

Bride

Bride

Score 9.0
Status: Completed Type: Author: Ali Hazelwood Released: 2024 Native Language:
Romance
Bride is a standalone paranormal romance novel by Ali Hazelwood, known for her witty, emotionally rich stories. This book blends fantasy with romance, featuring a reluctant marriage between a human woman and an ancient vampire to prevent a war between humans and supernatural beings. As their forced union turns unexpectedly tender, secrets emerge that may reshape the fate of their world—and their hearts. Packed with passion, politics, and paranormal intrigue, Bride delivers a refreshing twist on vampire romance.