HOOFDSTUK 30
Ze hadden iedereen wel naar hem toe kunnen sturen.
Iedere willekeurige Vampyr.
En toch was zij het.
Een gelukstreffer.
Een lot uit de loterij.
De drie dagen daarna zie ik Lowe helemaal niet meer.
Althans, ik zie hem wel. Meerdere keren. Continu, zelfs. Maar het is nooit Lowe: de man die met me op het dak zat en het bad voor me liet vollopen en ooit mijn haren naar achteren trok zodat hij naar mijn puntoren kon kijken en heel zachtjes zei dat hij ze mooi vond. Het is altijd ‘Lowe de alfa’. Die dringende zaken bespreekt. Die heen en weer reist tussen Weerling- en Vampyr-gebied met Cal en een hele groep vertrouwelingen in zijn kielzog. Hij overlegt met Owen en Maddie Garcia tijdens bijeenkomsten achter gesloten deuren waar ik geen deel van wil uitmaken, maar stiekem toch bij wil zijn.
Serena en ik zijn onafscheidelijk: alsof we weer twaalf zijn en samen wijs proberen te worden uit ons wiskundehuiswerk. We maken lange wandelingen als het begint te schemeren, in een aangename stilte. We grappen over het feit dat ze vacht op haar elleboog kan laten groeien. We chillen in mijn kamer, waar Serena bijleest over alles wat er is gebeurd toen ze opgesloten zat, terwijl ik slaperig naar de zwarte puntjes op het plafond staar en probeer te bepalen of het kleine insecten zijn of viezigheid.
Op de een of andere manier heb ik het altijd mis.
‘We hebben goede genetische testregisters,’ zegt Juno als ze met Serena komt kletsen. ‘We kunnen uitzoeken wie je Weerling-ouder was. Of op zijn minst van welke groep of roedel diegene afkomstig was.’
Serena kijkt me afwachtend aan en mijn eerste instinct is om haar aan te moedigen. Dan zie ik haar moeizaam snikken. En nog een keer. ‘Misschien moet je er even over nadenken,’ zeg ik, en ze knikt van opluchting, alsof ze mijn toestemming nodig had om dat ook maar te overwegen.
Die besluiteloosheid past niet bij haar. Maar Serena is ook niet helemaal zichzelf. Ze heeft in haar uppie maandenlang opgesloten gezeten op een zolder zonder ramen, en dat was nadat ze begon te vermoeden dat ze mogelijk geen mens was. Ze valt op rare tijdstippen in slaap en ligt dan enorm te woelen, en ik heb haar de afgelopen week vaker zien huilen dan in de afgelopen tien jaar. Serena lijkt… niet afgezwakt, maar afgeleid. Krachteloos. In een overgangsperiode.
Later die avond, wanneer ze verstrooid haar haren vlecht en uit het raam staart, mompelt ze: ‘Ik vraag me af of het goed is als ik wat tijd zou doorbrengen met de Weerlingen. Gewoon om te kijken hoe dat is.’ Ik besef ineens dat Juno de eerste mede-Weerling is die Serena niet heeft ontvoerd, gevangengezet of in de steek heeft gelaten.
‘Ik moet Lowe iets vragen,’ zeg ik de volgende dag tegen Owen, wanneer ik hem tref tussen de vergaderingen door. Hij staart met een diepe frons naar het touchscreen in het kantoor van vader. De bloedvlekken zijn niet verwijderd. Of misschien ook wel, en zijn de praktisch zwarte markeringen nu gewoon permanente aandenkens. ‘Waar is hij?’
‘Thuis, denk ik.’
‘Wanneer komt hij terug?’
‘Geen idee.’ Hij lijkt gestrest, alsof hij met een hand door zijn haren heeft gestreken. Macht past niet bij hem. Nog niet, in elk geval. ‘De onderhandelingen zijn nu afgerond, dus voorlopig niet.’
‘O.’ Mijn ogen worden groot en Owen kijkt eindelijk op.
‘Wat?’
‘Niets. Ik dacht eigenlijk dat ik met hem zou meegaan? Aangezien ik daar woon?’
‘Wil je dat?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je hoeft daar niet te wonen als je dat niet wilt.’
‘En het verbond dan?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Volgende week stemt de Raad over de voorwaarden van ons verbond met de Weerlingen. In de tussentijd hebben Lowe en ik afgesproken dat we jou of Gabi niet meer vragen om als Onderpand op te treden.’
‘Ik betwijfel of de Raad het ermee eens is dat…’
‘De Raad heeft vader in staat gesteld om een aantal bijzonder illegale dingen te doen en ze doen nu net alsof ze van niets wisten. Maar zelfs als ze niet vastberaden waren om zichzelf in veiligheid te brengen, bied ik ze een voorwaardelijk verbond aan met de Weerlingen en de mensen. Dus ja, ze zullen instemmen met al mijn voorstellen.’ Oké, misschien had ik het mis. Macht past wel degelijk bij hem. ‘Gabi is alweer in Weerling-gebied. Je mag wonen waar je wilt, dus nogmaals: wil je bij Lowe wonen?’
Het is zo’n veelzeggende, directe vraag dat ik hem moet afweren met een andere. ‘Heeft hij iets gezegd?’
‘Zoals wat?’
‘Nou, wil hij dat ik… Verwacht hij dat ik… Heeft hij iets gezegd?’
Hij kijkt me genadeloos aan. ‘Zeg, ik ben geen geitenwollensokkenmuts met een adviesrubriek.’
Ik hou mijn hoofd schuin. ‘Zo zie je er anders wel uit.’
‘Sodemieter op uit mijn kantoor.’
Ik loop weg voordat hij met zware spullen gaat gooien. Dan besef ik dat ik nog niet heb waar ik voor kwam. Ik hak de knoop door, loop terug, steel Owens autosleutels en een paar minuten later zijn Serena en ik onderweg. We rijden over de brug terwijl de zon bleekjes achter de eikenbomen verdwijnt. Ik heb geen diplomatieke papieren bij me, maar wanneer ik mijn naam zeg, zet de Weerling bij het controlepunt me voor de gezichtsscanner en laat me erdoor.
Ik zet Serena af bij Juno en glimlach wanneer ik ze in wolf-vorm naar het bos zie rennen. De wind blaast kleine rimpelingen door hun zachte vacht. Serena moet nu bij andere Weerlingen zijn en ik vind het fijn dat ik daarmee kan helpen. Bovendien ben ik ontzettend opgelucht dat ze om hulp vraagt en me niet buitensluit.
‘Stuur me een berichtje als je klaar bent met op mollen jagen of elkaars anus besnuffelen of wat jullie dan ook gaan doen,’ schreeuw ik hen na. ‘Ik ga naar Lowe.’
Zijn voordeur zit niet op slot, zoals normaal wel het geval is, maar het huis is ongewoon leeg. Ik trap mijn schoenen uit en loop de houten trap op. Ik vraag me af of hij nog steeds bloedzakken voor me geleverd krijgt. Wanneer ik Ana weer zal zien. Of Serena Glitter/Sylvester ooit nog zal terugzien.
Ik krijg een zwaar gevoel in mijn buik wanneer ik mijn kamer binnenloop. Het ziet er hier onbewoond uit, nog erger dan toen ik hier kwam wonen. Mijn spulletjes, boeken, films en zelfs wat kledingstukken zijn weer in dozen gestopt.
Ik ben hier niet meer welkom. Ik word uit huis gezet.
Daar heeft hij vast een reden voor. Lowe zou je nooit zomaar op straat zetten.
Maar ik kan mijn gevoelens niet langer onderdrukken. Ik voel een steek in mijn hart, want hoewel ik misschien niet word uitgezet, word ik wel degelijk weggeduwd. Ik heb mijn doel gediend en…
‘Misery?’
Ik draai me om en mijn hart schiet in mijn keel.
Lowe. Hij staart me aan, in de warme gloed van de lampen. Hij glimlacht niet, maar lijkt wel blij om me te zien. Hij draagt een leren jas en houdt zijn handen naast zijn lichaam, ietwat stijfjes. Alsof hij moeite moet doen om ze daar te houden. ‘Hoi.’
‘Hoi.’ Ik glimlach. Hij beantwoordt mijn glimlach. Dan blijft het zo lang stil dat ik genoeg tijd heb om terug te denken aan ons laatste gesprek samen.
Te lang.
‘Ik wist niet of ik… Ik hoop dat je dit niet als een inbraak ziet.’
‘Een inbraak?’ Zijn blije gezichtsuitdrukking toen hij me zag, maakt plaats voor verbazing, die weer omslaat in een streng begrip. ‘Je woont hier.’
Ik vraag niet of dat wel echt zo is, want dan klink ik onzeker en zeikerig en misschien een tikkeltje passief-agressief, en ik heb me net herinnerd dat ik geen van die dingen ben. Niet met Lowe, in elk geval.
‘Ik heb Serena afgezet en het leek me wel leuk als ze Ana kon ontmoeten. Ik denk dat Serena daarvan opknapt en andersom ook. Ik betwijfel of ze de enige twee halve Weerlingen zijn, maar…’
‘Voor zover we weten.’
Ik knik. ‘Mag dat?’
Hij krabt aan zijn kaak. Ik heb zijn baard nog nooit zo lang gezien. Hoe zijn de afgelopen paar dagen voor hem geweest? ‘Ik wil Ana over haar ouders vertellen zodra Koen haar terugbrengt. Ik wilde dat gesprek eigenlijk nog even uitstellen, maar er zijn te veel mensen die het weten en ik wil niet dat ze het van een ander hoort. Daarna lijkt het me heel leuk als ze Serena kan ontmoeten. En Serena is uiteraard altijd welkom bij ons. Ze hoort bij deze roedel, als ze dat wil. Ik heb Juno gevraagd om contact met haar te houden terwijl ik weg was, maar ik zal een afspraak maken om haar alles uit te leggen nu ik terug ben.’
‘Terug?’
‘We moesten met Emery in gesprek.’
Mijn ogen worden groot. ‘Ai.’
Hij lacht zachtjes en leunt met zijn schouder tegen de deur. ‘Dat kun je wel zeggen.’
‘We hadden de verkeerde Weerling in het vizier, of niet?’
‘Wat Ana betreft wel. Maar we hebben eindelijk genoeg bewijs om Emery aansprakelijk te stellen voor de activiteiten van de Getrouwen, inclusief een explosie op een school drie maanden geleden. Ik heb haar verteld dat er een tribunaal zal komen. Maar wat mijn zusje betreft…’ Ik zie een duistere blik in zijn ogen verschijnen. ‘Het is niet haar schuld dat ik Mick wilde geloven.’
‘Heb je zijn zoon gevonden?’
‘Ja. Ze zijn samen en worden zeer goed bewaakt. Ik weet nog niet wat ik ga doen.’ Hij perst zijn lippen op elkaar.
‘Ik vind het echt heel rot voor je, Lowe,’ zeg ik ernstig. ‘Ik weet hoe belangrijk hij voor je was.’
‘Bij iedere andere Weerling zou ik hebben doorgehad dat er tegen me werd gelogen. Maar Mick… Zijn geur was drastisch veranderd. Zuur en bitter en overweldigend, maar ik dacht dat het door de rouw kwam. Dat het verlies van zijn metgezel en zoon dat had veroorzaakt.’
Ik zet een stap naar hem toe. Ik wil hem troosten, maar weet niet goed hoe. Uiteindelijk kom ik niet verder dan een totaal ontoereikend ‘Ik vind het heel erg voor je’. Ik probeer verder te praten, om die wirwar aan woorden die zo zwaar op mijn maag liggen te ontrafelen, maar het geluid besterft op mijn lippen. Ik hakkel en kom niet uit mijn woorden.
‘Dat is niets voor jou,’ zegt hij met een flauwe glimlach.
‘Wat niet?’
‘Dat je niet precies zegt wat je denkt.’
‘O. Ja.’ Ik word overspoeld door irritatie. Ik stuiter met mijn voet op en neer om het gevoel op afstand te houden. ‘Het was gemakkelijker om eerlijk tegen je te zijn toen ik nog dacht dat jij ook eerlijk tegen mij was.’
Hij fronst. ‘Je kunt eerlijk tegen me zijn, Misery. Altijd.’
Ik blaas ongeduldig mijn adem uit en loop op hem af, klaar om de aanval in te zetten. Ik stop pas wanneer ik zo dichtbij ben dat hij zijn gezicht omlaag moet kantelen om me te kunnen aankijken. ‘Maar waarom zou ik? Zodat je mijn diepste wonden en wat je weet van mijn verleden kunt gebruiken om me pijn te doen als je hebt besloten om me weg te duwen?’
Zijn hart lijkt te breken wanneer hij terugdenkt aan wat hij heeft gezegd, alsof het voor hem net zo pijnlijk is als voor mij. ‘Het spijt me,’ fluistert hij.
‘Je hebt gelogen,’ zeg ik beschuldigend. ‘Je hebt dat allemaal gezegd en het was allemaal gelogen.’
Hij ontkent het niet, wat me nog kwader maakt. In plaats daarvan ademt hij in, diep en langzaam totdat zijn longen zijn gevuld.
‘Waarom?’ dring ik aan. Wanneer hij niet reageert, beweeg ik mijn hand naar zijn gezicht. ‘Ik zou je kunnen dwingen om me de waarheid te vertellen.’ Ik druk met mijn duim tussen zijn wenkbrauwen. ‘Ik kan je aan me onderwerpen.’
Zijn glimlach komt verdrietig op me over. ‘Dat heb je al gedaan, Misery.’
Ik knijp mijn ogen dicht en open ze om te vragen: ‘Ben ik jouw metgezel?’
‘Ik meende wat ik zei,’ zegt hij kalm. ‘Je moet geen Weerling-woorden gebruiken die je niet begrijpt.’
‘Juist.’ Ik draai me woedend om en loop weg. Fuck dit. Als hij niet wil dat ik Weerling-woorden gebruik, had hij ze me niet moeten leren.
‘Misery.’ Lowe’s hand omsluit mijn pols en houdt me tegen. Wanneer ik me probeer los te wurmen, wikkelt hij zijn arm om mijn middel om me naar hem terug te trekken.
Zijn lichaamswarmte is verschroeiend. De stoppels op zijn wang schrapen tegen mijn nek: fijn en ruw.
Ik hoor hem weer inademen en deze keer houdt hij zich niet in. ‘Mijn gevoelens. Mijn wensen. Mijn verlangens… Ze zijn van mij, Misery. Ze zijn niet jouw probleem.’
Ik probeer me woedend los te wurmen. ‘Natuurlijk wel. Wat wil je daar nou weer mee zeggen?’
‘Dat ik niet wil dat jij beslissingen neemt op basis van míjn behoeftes. Ik wil niet dat je bij me bent omdat dat moet, omdat je bang bent dat ik me anders ellendig zal voelen.’ Ik zou willen dat ik zijn ogen kon zien. Zijn stem klinkt zowel hees als rauw als zacht, alsof iemand er zo veel mogelijk emoties in heeft gestopt en dat toen weer ongedaan wilde maken. ‘Tijdens de bruiloft, toen je voor het eerst dicht bij me kwam, was ik kwaad. Ik was woedend dat ik door een wrede speling van het lot mijn metgezel had gevonden, en dat het iemand was van wie ik nooit echt zou mogen houden. Ik verlangde naar jou, meer dan naar wat dan ook, en tegelijkertijd had ik het gevoel dat ik door jou werd gevangengehouden. En toen begon ik tijd met je door te brengen. Ik leerde je kennen en je maakte me gelukkig. Je maakte me beter. Door jou wilde ik weer helemaal mezelf zijn, inclusief delen van mij die ik had achtergelaten. En op een dag werd ik wakker en besefte ik dat ik nog steeds naar je zou verlangen, ook als je niet rook naar het lekkerste op aarde.’
‘Lowe…’
‘Maar ik kan zonder jou overleven, Misery. Ik moet alleen…’ Hij lacht warm, zonder geluid. ‘Zonder jou zijn. Ik moet het alleen verdragen. En het zal niet fijn zijn. Maar ik denk dat het alsnog beter is dan dat jij ongelukkig bent. Dat je niet door mijn liefde aan mij verbonden bent, terwijl je liever…’
‘En mijn liefde voor jou dan?’ Ik draai me om in zijn armen en deze keer houdt hij me niet tegen. ‘Kan dát me met jou verbinden? Heb ik je toestemming om wat jij voelt ook te mogen voelen?’
Hij opent zijn mond.
‘Nee. Nee! Jij mag niet verbaasd zijn dat ik ook gevoelens voor jou heb. Ik ben daar altijd eerlijk over geweest, en weet je wat?’ Mijn handen beginnen te trillen en ik bal ze tot vuisten tegen zijn borst. ‘Nee. Als ik verliefd wil zijn op mijn stomme Weerling-echtgenoot, dan ga ik verliefd zijn op mijn stomme Weerling-echtgenoot, of hij nou wil toegeven dat hij ook van mij houdt of niet. En dan nog iets: ik kom hier wonen, dus je kunt die dozen meteen weer uitpakken. Ik wil deel uitmaken van Ana’s leven, want ze vindt me aardig en op de een of andere manier vind ik haar ook aardig. En ik blijf in het Weerling-gebied, want mijn beste vriendin is een van jullie en voor het eerst in mijn leven zijn mensen gewoon best wel aardig tegen me en ik vind het fijn om aan het meer te wonen en ik zou het niet erg vinden om de bloedzuigende weirdo van deze roedel te zijn en…’ Ik wil nog meer bedreigingen uitspuwen, maar hij onderbreekt me.
‘De ramen. Ik ga ze veranderen.’
‘Wat heeft dat er nou weer mee te…’
‘Ik zag je ramen in het Nest. Owen vertelde me hoe ze werken. Ik wilde je niet laten verhuizen. Ik wilde alleen niet dat je spullen beschadigd zouden raken.’
‘O.’ Ik snap er niets van. ‘Dat klinkt… lief. En duur?’
Dat lijkt hem niets te boeien. In plaats daarvan rust hij met zijn voorhoofd tegen het mijne en legt zijn hand tegen mijn wang. Zijn stem klinkt zacht, gebroken. ‘Ik ben bang, Misery. Ik ben doodsbang.’
‘Waarvoor?’
‘Dat er geen wereld is, geen scenario, geen werkelijkheid waarin ik dapper genoeg kan zijn om jou te laten vertrekken. Dat als ik je nu niet laat gaan, ik dat over vijf jaar, vijf maanden, vijf dagen niet meer kan. Elke seconde verlang ik veel te veel naar jou, en elke seconde sta ik op het punt om nog meer naar je te verlangen. Elke seconde is mijn laatste kans om me netjes te gedragen. Om jou je leven te laten leiden zonder te veel ruimte in te nemen…’
Ik kantel mijn kin omhoog om mijn mond op de zijne te drukken. We hebben elkaar vaak gekust, waarschijnlijk nog nooit zo preuts als nu. Maar de manier waarop zijn lippen op de mijne drukken heeft iets wanhopigs, iets intens. Alsof hij hopeloos verloren is.
Ik beweeg wat naar achteren. Glimlach. En ik zeg: ‘Hou je bek, Lowe.’
Hij lacht en ik zie zijn adamsappel op en neer bewegen. ‘Zo praat je niet tegen de alfa van de roedel waar je zo graag bij wilt horen.’
‘O, ja. Goed punt. Hou je bek, alfa.’ Ik kus hem weer en blijf deze keer heel dicht bij hem. Hij houdt me stevig vast, zo stevig dat ik er blauwe plekken van zal krijgen: alsof hij bang is dat ik zal vluchten zodra hij me loslaat. ‘Je hebt mijn zoektocht naar Serena van heel dichtbij kunnen meemaken,’ mompel ik tegen zijn lippen. ‘Je weet dat ik niet snel van gedachten verander.’
‘Nee, dat klopt.’
‘Ik snap wel dat je niet veel keuze hebt door dat hele metgezel-gebeuren.’ Ik zet snel een stap naar achteren en vraag me af of we dit gesprek wel kunnen voeren als onze lichamen tegen elkaar gedrukt worden. ‘Het moet moeilijk zijn om het gevoel te hebben dat je niet kunt vertrekken, zelfs niet als je dat zou willen. Alsof iemand altijd jouw probleem zal zijn…’
Hij schudt zijn hoofd en zijn ogen turen in de mijne. ‘Jij bent geen probleem, Misery. Jij bent een voorrecht.’
Mijn hartslag vertraagt terwijl die van Lowe juist versnelt, drie slagen van hem voor elke slag van mij. Onze lichamen schreeuwen hoe anders we zijn op het meest basale niveau.
Maar dat boeit me niet. En hem ook niet. ‘Laten we het dan proberen. Uiteindelijk is dat de basis van elke relatie, toch? Je ontmoet iemand en wil dolgraag bij diegene zijn en probeert de relatie te laten slagen. En ik… Misschien beschik ik niet over de hardware, maar de software heb ik wel en die kan ik zelf programmeren. Misschien ben jij niet voor mij voorbestemd zoals ik voor jou ben voorbestemd, maar ik ga toch voor jou kiezen, keer op keer. Ik heb geen speciale genetische toestemming nodig om zeker te weten dat jij mijn…’
Ik kan mijn zin niet afmaken. Want hij kust me gretig, alsof hij nooit meer gaat stoppen en ik zoen al even gepassioneerd terug. De intensiteit wordt deze keer vergezeld door opluchting.
‘Je bent hier,’ zegt hij tegen mijn nek, terwijl hij me naar achteren duwt. Het is geen vraag, niet voor mij. Zijn sterke handen houden de achterkant van mijn hoofd vast en laten me niet knikken. ‘Je blijft.’ Ik voel dat hij de knoop doorhakt, dat hij echt voor ons gaat.
Een ander deel van Lowe neemt het over en hij duwt me tegen de muur.
‘Metgezel. Mijn metgezel,’ kreunt hij, alsof hij me nooit eerder hardop zo heeft durven noemen. Wanneer hij me oppakt en naar het bed draagt, krijg ik plotseling geen lucht meer. ‘Mijn metgezel,’ zegt hij opnieuw, met een diepere stem dan normaal. Zo hees dat ik mijn armen om zijn nek sla en hem naar me toetrek in de hoop dat het de urgentie die hij diep vanbinnen voelt wat tot bedaring kan brengen, net als het getril van zijn handen. Ik hoor hem hijgend ademen in mijn haren en druk tegen zijn brede schouders totdat hij ons omdraait. Nu ben ik degene die het tempo bepaalt, met trage, gepassioneerde kussen. De spanning diep in hem begint langzaam weg te vloeien.
Ik adem de geur van zijn bloed in: zwaar en doordringend. ‘Ik hou hiervan,’ zeg ik. ‘Ik hou van jou.’
Hij hapt vol ongeloof naar adem. Ik voel een warmte in mijn buik, over mijn rug. Ik trek mijn shirt uit en hij volgt me gretig met zijn handen en zijn mond. Hij hapt zachtjes in mijn sleutelbeen, zuigt aan mijn tepels, bijt in mijn borsten. Het voelt alsof we met elke aanraking meer met elkaar versmelten… totdat hij stopt.
Zijn lange vingers strekken zich om mijn heupen, pakken me onmogelijk stevig vast en verslappen dan weer.
Wanneer hij naar achteren beweegt om me aan te kijken, zie ik dat zijn lippen een donkerrode kleur hebben gekregen en dat zijn ogen me helder aankijken.
‘Misschien moeten we stoppen.’
Ik lach, nu al buiten adem. ‘Heb je weer last van je alfa-Weerling-schuldgevoel?’
‘Misery.’ Hij stopt. Likt zijn lippen. ‘Ik ben heel erg opgewonden. We zijn een tijdje niet samen geweest en je ruikt zo verdomd lekker en je zei heel… betoverende dingen, zoals dat je hier wilt blijven, en ik kan me bijna niet meer…’
Ik lach tegen zijn kaak. ‘Oké, voordat je nog gemener gaat zijn naar jezelf, wil ik even zeggen dat ik je bloed weer ga drinken. Goed, Lowe?’
Hij vloekt zacht, sissend, en knikt gretig.
‘En we gaan seks hebben.’
Zijn heupen drukken tegen de mijne. We happen allebei naar adem. ‘Oké, oké,’ herhaalt hij, ineens vastbesloten. Hij moet zichzelf duidelijk herpakken. ‘Ik kan stoppen. Ik zal stoppen als…’
‘Je gaat niet stoppen.’ Ik kus hem op zijn wang, sla mijn armen steviger om zijn nek en fluister dan in zijn oor. ‘Als je… knoop komt, dan ga je me…’ Vastbinden? Vastzetten? Boeien? Ik heb daar betere woorden voor nodig. ‘Dan ga je dat in mij doen.’
Lowe drukt me tegen zijn borst. ‘Als ik je pijn doe…’
‘Dan doe je me maar een beetje pijn. Zoals ik jou ook pijn doe als ik je bloed drink. Ik moet immers met mijn tanden je huid doorboren. Maar na een paar minuten voelt het heel lekker voor mij en volgens mij voor jou ook.’
Hij zegt niets, gromt alleen zacht. Hij lijkt het niet expres te doen en ik kus hem op zijn onderlip om niet in lachen uit te barsten.
‘Het komt wel goed. En zo niet, dan praten we erover. We zijn verschillende soorten, maar dit is iets voor de lange termijn en we moeten eerlijk zijn over onze behoeften, en het is me wel duidelijk dat je dit wilt en waarschijnlijk zelfs nodig hebt…’
Hij sluit zijn ogen. Alsof hij het inderdaad nodig heeft.
Maar belangrijker nog: ‘Weet je wat het is, ik wíl dat je ernaar verlangt. Het is anders, dat kan ik niet ontkennen en misschien werkt het niet goed, maar het idee is wel…’
‘Vreemd?’
‘Nee, ik vind het eigenlijk wel…’ Mijn mond voelt droog. ‘Geil.’
Ik zie zijn pupillen groot worden en dan kan ik niet meer terug. Lowe kan zich niet meer beheersen en ineens lig ik onder hem. Hij trekt gehaast mijn kleding uit, dan de zijne, en ik denk terug aan de eerste keer dat we iets deden wat hierop leek. Zijn aarzelende aanrakingen in het bad. Ik zie dat amper terug in de manier waarop hij me nu aanraakt, in de manier waarop zijn hand mijn onderrug laat krommen zodat mijn lichaam als een offer tegen het zijne aandrukt.
We willen allebei rustig aan doen, maar hij is harder dan ik dacht en ik ben natter dan hij had verwacht. Er is vrij weinig voor nodig, een paar stoten langs mijn schaamlippen, maar we staan allebei op knappen. Zijn eikel drukt tegen mijn klit en wanneer hij zich terugtrekt, beweegt hij automatisch naar mijn ingang, klaar om naar binnen te glijden.
‘Je bent zo warm vanbinnen. Zo nat, alleen voor mijn knoop.’ Hij kust me tegen mijn voorhoofd en fluistert iets wat ‘zacht’ zou kunnen zijn. Dan gaat hij bij me naar binnen. Hij is groot op een uitrekkende, fijne manier, die ergens in mijn hoofd alarmbellen laat rinkelen. Ik begin te kronkelen. Ik voel me vastgedrukt, vastgepind, maar dit was net de aanpassing die we allebei nodig hadden.
Hij glijdt volledig bij me naar binnen.
Ik maak mijn rug hol en sla met mijn handpalmen tegen het matras.
Onze harten stoppen tegelijkertijd en gaan dan weer verder. Die van mij daalt, trage slagen. Die van hem gaat als een gek tekeer.
‘Misery, ik wil in jou wonen.’
Hij neemt me in zijn armen. Ik beweeg mijn kin omhoog om zijn mondhoek te kussen en we schroeven het tempo flink op. Lowe trekt zich helemaal terug en stoot dan weer naar binnen in een ongelijk, bonkend ritme zonder zich in te houden. De vorige keer wilde hij dit zo lang mogelijk laten duren. Deze keer raast hij op zijn doel af en mijn lichaam mag het dan niet begrijpen, maar het reageert wel heel gretig. Zijn ogen turen in de mijne terwijl hij me neukt. Zijn heupen drukken mijn benen uit elkaar en wanneer mijn ogen dichtvallen, geef ik me over aan het genot. Hij hijgt in mijn oor en mompelt dingen als ‘goed’ en ‘oké’, vervormde woorden die nergens op slaan omdat hij niet meer logisch kan nadenken. Mijn spieren spannen zich samen om hem langer in me te houden, drukken tegen zijn lul aan, en die vloeibare hitte die ik nu beter ken, begint me te vervullen.
En dan verandert er iets. Lowe stoot één keer, twee keer, zo hard dat mijn handen van zijn zweterige schouders glijden. Het crescendo van ons gehijg stopt abrupt en ik open mijn ogen.
Even denk ik dat hij weer bezorgd is, dat ik hem gerust moet stellen, maar hij is dat punt allang voorbij. ‘Kijk me aan,’ beveelt hij, en ik hoor geen onzekerheid meer doorklinken in zijn stem, alleen de zekerheid dat dit is hoe het hoort te zijn. Ik kan niets uitbrengen, dus knik ik. Hij knikt ook en zegt hees: ‘Het begint.’
Even later voel ik een intense druk. Hij vult me langzaam en stoot traag één, twee keer, totdat de zwelling bij de onderkant van zijn penis te groot is om nog uit me te glijden. Hij begint te trillen en gromt, diep in zijn keel. Ik strijk met mijn tanden over zijn nek en hij kreunt, beweegt mijn gezicht naar zijn keel en mijn heupen naar zijn kruis. De knobbel van zijn knoop wordt groter en groter.
Ik voel me vreemd. Vol. Prettig. Misschien zelfs…
‘Ik ga het doen, Misery. Ik ga klaarkomen waar ik hoor klaar te komen.’ Ik kan hem amper verstaan. ‘Ik ga klaarkomen in je strakke…’ Hij verschuift en de druk neemt toe. Lowe’s orgasme is zo krachtig dat we er allebei niet op waren voorbereid. Hij probeert dieper te stoten, ook al kan hij nergens meer heen, zelfs nadat ik denk dat zijn genot nu wel zou moeten afnemen. Ik maak mezelf volgzaam en verwelkomend, totdat hij genoeg bij zinnen is om te zeggen: ‘Mijn prachtige metgezel. Je doet het zo goed.’ Hij wordt weer overspoeld door genot wanneer hij in me klaarkomt en de spieren in zijn nek spannen zich aan, terwijl zijn ogen glazig worden.
Ik draai wat met mijn heupen, testend, trekkend, en merk dat hij in me vastzit. We zijn met elkaar verbonden en ja, dit voelt…
‘Lekker,’ zeg ik. Net op het randje van pijn. Maar tegelijkertijd besta ik nu volledig uit hitte en sensaties. Mijn spieren spannen zich aan en hij blaast zijn adem uit, terwijl hij nog steeds in me trilt. De spasmes van zijn orgasme schieten door de spieren van zijn grote lichaam. ‘Dit voelt zo goed. Ik…’
Het voelt zo fijn dat ik meer contact wil. Meer frictie. Ik wil dat hij beweegt, ook al kan hij dat niet. Ik probeer tegen zijn knoop te wrijven, maar hij geeft niet mee. Ik probeer mijn spieren om hem heen aan te spannen en Lowe lacht geluidloos. Hij lijkt bij te komen van zijn orgasme, net genoeg om mij tot stilte te manen en zijn hand tussen onze lichamen te laten zakken.
Er is maar zo weinig voor nodig, slechts één beweging van zijn duim, en dan kom ook ik klaar. Mijn ogen rollen naar achteren en ik heb nog nooit iets gevoeld wat zo gewelddadig, bizar, pijnlijk fijn was…
‘Lowe.’ Ik ben bang voor deze intensiteit. Maar hij kreunt zachtjes, bijt in mijn sleutelbeen en ik weet dat hij precies hetzelfde voelt als ik. Het genot is bruut, pulserend, onmogelijk tegen te houden.
‘Mijn prachtige metgezel, die klaarkomt op mijn knoop. We gaan dit elke dag doen,’ zegt hij zwoel in mijn oor. ‘En als je er klaar voor bent, zal ik je bijten op een plek waar het telt. Ik zal een litteken achterlaten en dat zal ik elke ochtend en elke avond likken. Goed?’
Ik knik. Een wilde, bodemloze extase pulseert zachtjes door mijn lichaam. Het werkt, denk ik. Wij werken. Maar ik hoef het niet te zeggen, want het is overduidelijk. In plaats daarvan vraag ik: ‘Wat… wat nu?’
Hij rilt en draait ons totdat ik op hem gedrapeerd lig. Zijn handen trillen lichtjes als hij over mijn rug aait. Zijn nagels voelen… Nee. Dat beeld ik me vast in. ‘Goed…’ Hij sluit zijn ogen en rolt met zijn heupen, alsof hij nog dieper in me wil kruipen. Ik weet niet zeker of het werkt, maar voel zijn knoop heerlijk bewegen vanbinnen. Het voelt zowel fijn als pijnlijk, een zalige combinatie, en ik voel hoe mijn spieren zich samentrekken. En dan de zijne. ‘Fuck,’ mompelt hij. Wanneer hij weer in staat is om te praten, zegt hij grommend: ‘Nu is alles zoals het hoort. Ik heb je precies waar ik je hebben wil.’
‘Hoelang?’
‘Geen idee.’ Hij drukt een kus op mijn voorhoofd. ‘Lang, hoop ik.’
‘Dus als ik nu weg zou moeten om een belangrijk telefoontje te plegen…’
Hij pakt zo plotseling mijn heupen heel stevig vast, dat ik bijna begin te lachen. Lowe beweegt naar mijn lippen en kust me even heel innig. ‘Weet je zeker dat het geen pijn doet?’
‘Ja. Het voelt…’ Buitengewoon. Fantastisch. Bijzonder mooi. ‘Ik denk dat Weerling-seks me wel bevalt.’
‘Geen Weerling-seks.’ Zijn ogen staren in de mijne. ‘Seks als metgezellen.’
Ik glimlach wanneer hij dat zegt. ‘Gaat het elke keer zo?’
‘Weet ik niet,’ zegt hij, terwijl hij met zijn hand mijn bezwete haren uit mijn gezicht strijkt. ‘Dat moet haast wel, gezien hoe ik me nu voel.’
‘Omdat we…’ Ik stop wanneer ik zijn hand opmerk. Hij ziet er voor het grootste deel nog menselijk uit, maar zijn nagels zijn bijna in klauwen veranderd.
‘Sorry,’ zegt hij schaapachtig. Ik zie hoe hij bewust moeite doet om ze in te trekken en sta versteld van waar zijn lichaam toe in staat is. Van hoe hij voelt, in mij. Van wat hij allemaal kan. ‘Ik heb niet zoveel controle als ik zou willen. Het is allemaal heel erg…’
‘Nieuw?’
‘Fijn. Met niets te vergelijken.’
‘Is er iets wat Weerlingen nu normaal gesproken doen? Moet ik iets doen?’
Hij lacht stilletjes, stomverbaasd, en schudt zijn hoofd. ‘Als dat al zo was, zou ik het niet weten. Ik zou het niet willen. Je bent perfect en ik…’ Zijn vingers glijden tussen ons in, langs het zweet op onze buiken en ik voel meer genot in me oplaaien. Mijn spieren trekken zich samen om hem heen en ik voel meer vloeistof naar binnen schieten. En wanneer de nieuwe golf van genot voorbij is en ik happend naar adem op hem lig, besef ik dat Lowe me aanraakt op de plek waar we samenkomen. Waar zijn penis in mij vastzit. Alsof hij moet voelen dat dit echt gebeurt.
Wanneer hij ons op onze zij draait, met een van mijn lange benen over de zijne, voel ik zijn sperma uit me lopen langs het zegel van onze lichamen. We maken er een zooitje van: van het bed en van elkaar. Dat voelt op de een of andere manier heel goed.
Buiten slaan de golven stuk op de oever. Lowe’s vingers strelen over mijn wang. Ik voel het genot weer oplaaien en bereid me voor op een lange avond.
*
Het is nog midden in de nacht wanneer ik wakker word. Ik lig op mijn buik op het bed, met mijn wang begraven in een kussen. Ik voel me slap en uitgewrongen, alsof er een heel leven aan sensaties in mijn lichaam is gepropt en er vervolgens weer uit is geknepen.
Het is een verbazingwekkend fijn gevoel.
Lowe ligt naast me, leunend op zijn elleboog. Hij raakt me over mijn hele lichaam aan op een manier die half afgeleid, half dwangmatig op me overkomt. Hij streelt over het kuiltje bij mijn schouderbladen. Hij volgt de ronde contouren van mijn billen. Kamt met zijn vingers door mijn haren en strijkt over het puntje van mijn oor. Pakt me vast tussen mijn benen, zonder zich druk te maken om de nattigheid die hij daar heeft achtergelaten. Of misschien windt dat hem wel op en kan hij niet wachten om het nog eens te doen.
Ik open mijn ogen en kijk hoe hij staart naar elke ronding en hoek en vorm van mijn lichaam. Ik raak overweldigd door de betoverende blik in zijn ogen. Hij is geconcentreerd, verloren in de simpele aanraking en het duurt een paar minuten voordat hij naar mijn gezicht kijkt en ziet dat ik wakker ben. Zijn glimlach is zowel gereserveerd als aarzelend, zowel trots als stralend.
Ik wil hem. Ik wil dit met hem. Ik wil dat zo graag, zo hevig, dat het zowel angstaanjagend als fenomenaal is.
‘Hoi.’
Ik beantwoord zijn glimlach met zichtbare hoektanden. ‘Hoelang duurde het voordat je…’
‘Een halfuur.’ Hij leunt naar me toe en kust me met open mond op mijn schouder. Zijn hand pakt mijn kont vast en hij mompelt in mijn oor: ‘Wat heb je het goed gedaan, Misery. Het was vast niet gemakkelijk, maar je deed het zo goed. Alsof je voor me gemaakt was.’
Ik begin te blozen. Ik verschuif wat en geniet van het volle, pijnlijke gevoel in mijn lichaam. ‘Gezien hoe druk jij het hebt met je roedel en met Ana, moeten we de seks misschien maar gaan inplannen.’
Het was een grapje, maar hij knikt ernstig. ‘Zet me maar in je agenda.’
‘Wat dacht je van zondagochtend vroeg? Wel voor tienen, anders val ik in slaap.’
‘Fuck dat. Hou elke dag twee uur tijd vrij voor mij.’
Ik lach en staar verwonderd naar de groene blos op zijn jukbeenderen. Van mij, denk ik gelukkig, hebzuchtig, gretig. Het is een nieuw gevoel: bij iemand horen. Van iemand zijn.
‘Heb ik je pijn gedaan?’ vraagt hij zacht en ik lach weer.
‘Zie ik eruit alsof ik pijn heb?’
Hij aarzelt. ‘Het duurde heel lang en het werkte… Misschien werkte het iets te goed voor me. Ik raakte bijna buiten bewustzijn en ik heb vast niet zo goed opgelet als ik zou willen.’
‘Nee, ik heb geen pijn, Lowe.’ Ik kijk hem aan en vraag kalm: ‘En jij?’
Hij kijkt me vernietigend aan en even wil ik weer in lachen uitbarsten. Hij en ik. Samen. Het fijnste ooit wat nooit had mogen gebeuren.
‘Je hebt kans dat Serena zo langskomt,’ zeg ik. ‘Ze is al zo getraumatiseerd, ik wil niet dat ze ons betrapt tijdens deze gemengde vrijpartij en nog meer trauma’s krijgt, dus…’
‘Ze is half-Weerling, half mens,’ zegt Lowe. Ik kijk hem niet-begrijpend aan, tot hij verdergaat. ‘Tenzij er ineens een heleboel kruisingen komen opduiken, zal ze alleen maar van dit soort relaties krijgen.’
‘O.’ Ik probeer de gevolgen te bevatten, maar moet het opgeven. Mijn brein is te week door de restanten van ons genot, een luid soort stilte en de geur van Lowe’s bloed. ‘Hoe dan ook, ik moet even douchen.’
‘Nee,’ beveelt hij snel met zijn alfa-stem. Zijn spieren spannen zich aan, alsof hij zich voorbereidt op een gevecht. Dan beseft hij hoe belachelijk hij reageert, want hij knijpt zijn ogen dicht en slikt moeizaam.
Ik hou mijn hoofd schuin. ‘Vroeger vond je het prima als ik in bad ging.’
‘Dat was anders. Nu speelt er veel meer.’ Hij wijst naar zijn hoofd, maar kijkt dan naar zijn lichaam. Er speelt veel in mij, bedoelt hij. ‘Ik denk niet dat ik je de komende paar dagen uit het oog kan verliezen. Weken, misschien wel.’ Hij klinkt verontschuldigend en schuldbewust: een combinatie die ik nooit voor mogelijk had gehouden. ‘En nu ruik je naar mij. Echt heel erg, Misery. Je ruikt naar mij vanbinnen en elke cel schreeuwt tegen me dat dat mijn beste prestatie ooit is, misschien mijn enige noemenswaardige prestatie, en ik kan je niet…’
‘Lowe.’ Ik steun op mijn ellebogen en leun naar voren om hem te kussen en de woorden die over zijn lippen rollen tegen te houden. ‘Zullen we samen douchen?’ Ik trek me terug en glimlach. ‘Dan kun je mijn geur meteen vervangen en hoef je me niet uit het oog te verliezen.’
De spanning vloeit direct uit zijn lichaam. Er verschijnt een zachtere blik in zijn ogen. ‘Dat kan wel.’
Hij draagt me naar zijn badkamer en het warme water is al even verzachtend als zijn handen die elke druppel over mijn lichaam volgen. Ik sluit mijn ogen, kantel mijn hoofd en laat hem me aanraken op die dwangmatige, allesomvattende manier die zijn nieuwe normaal lijkt te zijn. Hij lijkt dit, ons, moeiteloos en onvoorwaardelijk te hebben geaccepteerd, maar ik ben toch benieuwd.
‘Lowe?’
‘Ja?’
‘Aangezien ik je metgezel ben en aangezien ik niet echt van plan ben om… nou ja, om jou te laten gaan, zul je nooit in staat zijn om dit te doen met een Weerling,’ zeg ik zonder mijn ogen te openen. ‘Je zult nooit de hardware-ervaring krijgen.’
Zijn ingezeepte handen glijden over mijn huid en blijven te lang hangen bij mijn borsten. ‘Alle verlangens die ik had om dit te doen met een Weerling stierven op de avond dat ik jou ontmoette.’ Ik hoor dat hij mijn zorgen direct afwijst. Daarna mompelt hij, meer voor zichzelf dan voor mij: ‘Bovendien is er niemand anders. Zelfs als jij me niet zou willen, zou ik dat niet kunnen.’
‘Maar feit blijft wel dat ik meer beperkingen ken dan jij. Is het niet raar dat we nooit samen als wolven kunnen gaan hardlopen? Dat we nooit een wandeling zullen maken in de zon? Samen kunnen eten? We moeten zelfs een slaapschema gaan bedenken dat voor ons allebei werkt.’
Zijn duim en wijsvinger pakken mijn kin vast, zacht maar vastberaden, totdat hij me kan dwingen om me aan te kijken. ‘Nee,’ zegt hij simpelweg. Dat stelt me meer gerust dan een lange toespraak of een driftig betoog. Hij stopt een lok haar achter mijn oren en leunt naar voren om te zuigen op een van die plekken op mijn nek waar hij altijd weer naartoe wordt getrokken. Hij maakt een zacht geluidje en schraapt met zijn tanden over de huid.
‘Doe maar dan,’ zeg ik tegen hem.
Hij bijt me zachtjes. ‘Wat?’
‘Bijt me maar, als je wilt.’ Ik voel zijn brede borstkas verstijven tegen de mijne. ‘Alle metgezellen hebben immers een litteken.’
Ik hoor een laag, ronkend geluid uit zijn borst komen. Heel even houdt hij mijn middel bijna pijnlijk stevig vast. Dan laat hij me los en kijkt alsof hij zich als geen ander kan inhouden. ‘Nee.’
‘Als je denkt dat ik me bedenk…’
‘Nee, dat denk ik niet. Maar dit is niet het moment.’
‘Niet?’
‘Er komen rituelen bij kijken. Gebruiken. Dingen die iets voor ons betekenen. Voor mij,’ voegt hij eraan toe. ‘Ik wil je weer in die obscene ceremoniële markeringen zien. Ik wil ze bij je aanbrengen. Alleen, deze keer. Ik wil niet dat iemand je zo ziet en zich iets in zijn hoofd haalt. En als ik je eindelijk bijt, bijt ik je niet in je nek.’ Hij lacht berouwvol. ‘Dat is waardiger dan bij ons past, Misery.’
O. ‘Waar dan?’
Zijn handpalm omcirkelt mijn keel. Mijn nek. Zijn duim beweegt over mijn ruggengraat, slechts één of twee wervels. ‘Hier. Ik denk dat ik je hier zal bijten.’ Hij zegt het alsof het een geheim, smerig plannetje is waar hij al een tijdje over nadenkt en slaakt dan een berouwvol, gefrustreerd geluidje. ‘Als je je haren vast draagt, kan iedereen het zien en dan weten ze dat ik mijn prachtige Vampyr-bruid heb genomen zoals wolven dat doen, en dat ze het heerlijk vond. En jij zult je gedragen en me mijn gang laten gaan, toch?’
Ik zou het je nu laten doen, denk ik, maar ik zeg het niet. Ik ken Lowe nu wel een beetje en weet dat hij het gewend is om zichzelf het een en ander te ontzeggen.
‘Ik kijk ernaar uit.’ Zijn pupillen worden groot, alsof ik hem net onmetelijke rijkdommen heb beloofd. Hij verdient de wereld. Hij verdient alles waar hij ooit naar heeft verlangd. ‘Wil je ondertussen misschien dat ik jou bijt?’
Hij vloekt zachtjes wanneer mijn mond naar een van de klieren onderaan zijn keel beweegt en fluistert ‘fuck ja’ wanneer mijn tanden zijn huid doorboren. Ik streel met mijn duim over de klier aan de andere kant, voel hem rillen en hoor hem ‘alsjeblieft’ en ‘meer’ en ‘pak wat je nodig hebt’ prevelen. Lowe was hiervoor al hard, maar nu proef ik zijn ongeduld in zijn bloed, en wanneer hij zijn vingers in me stopt, wanneer hij naar adem begint te happen en me beveelt om klaar te komen, nu meteen zodat hij me weer kan neuken, kan ik me alleen maar laten overspoelen door de golven van mijn genot. Naderhand pakt hij me op en drukt me tegen de betegelde muur. Ik sla mijn benen om zijn heupen en verwelkom hem tussen mijn dijen.
Hij stoot naar binnen en deze keer gaat het zo soepel als in een droom. Ik voel het brandende, rekkende gevoel en zet mijn nagels in zijn gespierde rug. Ik kan niet geloven dat je ooit dacht dat dit niet zou werken, zeg ik bijna. Ik moet haast lachen, maar zijn bloed smaakt te lekker om te stoppen met drinken, en ik word gek van hoe hij voelt zo diep in me, nog dieper dan voorheen.
‘Dit vind je lekker, of niet?’ fluistert hij tegen mijn huid. Wanneer mijn spieren zich om hem heen samentrekken, valt zijn mond open tegen mijn schouder. ‘Fuck. Ik voel het nu al. Ik voel het alweer opzwellen. Misery, kun je…’
Ik ben te druk met zijn bloed drinken om hem te vertellen dat ik dat wel degelijk kan, hoe graag ik het wil. Maar ik kan het hem ook laten zien. Ik zuig harder aan zijn klier en hij kreunt en stoot zo hard en diep in me dat we even allebei geen lucht meer krijgen.
Dan voel ik de eerste tintelingen van genot door mijn lichaam razen, voel ik Lowe’s knoop vanbinnen snel opzwellen en word ik met hem verbonden. En daar, onder het warme water, drink ik glimlachend zijn bloed.